Een naamwoordelijk gezegde bestaat uit twee delen:
Het werkwoordelijk deelDit deel bestaat uit alle werkwoorden uit de zin, minimaal één werkwoord moet een koppelwerkwoord (kww)
(zijn/worden/blijven/blijken/lijken/schijnen/heten/dunken/voorkomen)Het naamwoordelijk deel
Dit deel bestaat uit een zelfstandig of bijvoeglijk naamwoord, eventueel aangevuld met bijbehorende woorden.
Voorbeeld:
Mijn zus is architecte
Dat huis lijkt oud
Het naamwoordelijk gezegde is 'is oud'.