In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Wortels, machten en verbanden
Slide 1 - Tekstslide
Je kunt de kosten voor een timmerman berekenen met de formule: K = 35(t-2) + 80.
Wat is een logische betekenis van de letters K en t?
Wat zijn de kosten als de timmerman 8 uur komt klussen?
A
K = aantal klussen,
t = timmerman
B
K = aantal klussen,
T = tijd in uur
C
K = Kosten in euro
t = timmerman
D
K = Kosten in euro
t = tijd in uur
Slide 2 - Quizvraag
Je kunt de kosten voor een timmerman berekenen met de formule: K = 35(t-2) + 80. K = kosten in euro t = tijd in uur
Wat zijn de kosten als de timmerman 8 uur komt klussen?
A
358 euro
B
3010 euro
C
290 euro
D
360 euro
Slide 3 - Quizvraag
Salih heeft een timmerman nodig voor 6 uur. Hij kan kiezen tussen 2 timmermannen die de kosten bereken met een formule. Timmerman Spijker: K = 35(t - 2) + 80. Timmerman Hamer: K = 25 (t - 3) +190 K = kosten in euro t = tijd in uur
Welke timmerman is goedkoper?
A
Spijker
B
Hamer
Slide 4 - Quizvraag
Hoe ver kun je kijken wanneer je ogen op 3 meter hoogte zijn? Rond af op 1 decimaal.
A
10,6 m
B
6,1 m
C
9,7 m
Slide 5 - Quizvraag
Als h = 4,5 dan is k = 7,5
Wat betekent dit?
Slide 6 - Open vraag
Stel dat je ogen twee keer zo hoog zijn, kan je dan ook twee keer zo ver kijken?
A
Dat kun je niet weten
B
Nee
C
Ja
Slide 7 - Quizvraag
Deze grafiek gaat over de een van de wieken van een molen. Wat is de periode?
A
5 seconden
B
10 seconden
C
30 seconden
Slide 8 - Quizvraag
Hoe hoog is de molen na 15 seconden?
A
2 meter
B
1,5 meter
C
1 meter
Slide 9 - Quizvraag
Hoe hoog is de molen na 70 seconden?
A
Dat kun je niet weten
B
6 meter
C
Ongeveer 4,1 meter
Slide 10 - Quizvraag
Jullie weten nu wat periodieke grafieken zijn en hoe je dit kunt aflezen
Wij gebruiken cookies om jouw gebruikerservaring te verbeteren en persoonlijke content aan te bieden. Door gebruik te maken van LessonUp ga je akkoord met ons cookiebeleid.