BL P3 les 1

Nederlands
Begrijpend lezen
VWO 2 - P3 - 2021-2022
Voorbereiding toetsweektoets
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Nederlands
Begrijpend lezen
VWO 2 - P3 - 2021-2022
Voorbereiding toetsweektoets

Slide 1 - Tekstslide

In periode 2 ...

... heb je een heleboel geleerd over het onderdeel begrijpend lezen.

Slide 2 - Tekstslide

De toetsweektoets...


... gaat over het onderdeel:
Begrijpend Lezen.


Slide 3 - Tekstslide

Aan het einde van deze les...

... heb je jouw kennis uit periode 2 over het onderdeel BL weer een beetje opgefrist!

Voordat we verdergaan: Wat weet je nog over BL?

Slide 4 - Tekstslide

Wat weet je nog over BL?

Slide 5 - Woordweb

Aan de slag!

Op de volgende slides volgt een aantal vragen om jouw voorkennis nog verder op te frissen!

Slide 6 - Tekstslide

Aan de slag!


Opdracht op de volgende slide:

Sleep de tekstsoorten naar de juiste tekstdoelen.

Slide 7 - Tekstslide

Informeren
Overtuigen
Uiteenzetten
Overhalen
Amuseren
Na laten denken
Overhalende tekst
Informerende tekst
Uiteenzettende tekst
Opiniërende tekst
Overtuigende tekst
Amuserende tekst

Slide 8 - Sleepvraag

Aan de slag!

Opdracht op de volgende slide:

Sleep de tekstvormen naar de juiste tekstdoelen.

Slide 9 - Tekstslide

Informeren
Overtuigen
Uiteenzetten
Overhalen
Amuseren
Na laten denken
Reclame
Nieuwsbericht
Recept
Column
Meningtekst in een tijdschrift
Jeugdroman

Slide 10 - Sleepvraag

Aan de slag!

Opdracht op de volgende slide:

Sleep de tekstsoorten naar de juiste tekstvormen.

Slide 11 - Tekstslide

Notulen
Weblog
Instructie
Sollicitatiebrief
Songtekst
Ingezonden brief
Overhalende tekst
Informerende tekst
Uiteenzettende tekst
Opiniërende tekst
Overtuigende tekst
Amuserende tekst

Slide 12 - Sleepvraag


Welk tekstdoel hoort bij de tekstsoort uiteenzettende tekst?
A
uiteenzetten/uitleggen
B
informeren
C
overhalen
D
overtuigen

Slide 13 - Quizvraag


Welk tekstdoel hoort bij de tekstsoort informerende tekst?
A
uitleggen
B
informeren
C
overhalen
D
overtuigen

Slide 14 - Quizvraag


Bij welk tekstdoel hoort de tekstvorm recept?
A
informeren
B
uiteenzetten/uitleggen
C
overhalen
D
overtuigen

Slide 15 - Quizvraag


Bij welk tekstdoel hoort de tekstvorm sollicitatiebrief?
A
overtuigen
B
informeren
C
aan het denken zetten
D
overhalen

Slide 16 - Quizvraag



Bij welke tekstdoelen hoort de tekstvorm column?

A
aan het denken zetten
B
overtuigen
C
overhalen
D
informeren

Slide 17 - Quizvraag


Bij welke tekstdoelen hoort de tekstvorm weblog?
A
informeren
B
overhalen
C
overtuigen
D
aan het denken zetten

Slide 18 - Quizvraag


Wat is het verschil tussen de tekstdoelen overtuigen en overhalen?
A
Er is geen verschil.
B
Overtuigen: ervoor proberen te zorgen dat iemand hetzelfde denkt als jij. Overhalen: iemand activeren, iemand tot iets aanzetten (actief maken)
C
Overhalen: ervoor proberen te zorgen dat iemand hetzelfde denkt als jij. Overtuigen: iemand activeren, iemand tot iets aanzetten (actief maken)

Slide 19 - Quizvraag


Een tekst heeft vaak meerdere doelen, maar 1 hoofddoel (belangrijkste doel).
A
dit klopt
B
dit klopt niet

Slide 20 - Quizvraag



Wat is een tussenkopje?
A
De titel van de tekst.
B
De titel van de inleiding.
C
De titel van een alinea.
D
De titel van het slot.

Slide 21 - Quizvraag


Wat is het verschil tussen een tussenkopje en de titel?
A
Er is geen verschil.
B
Een tussenkopje gaat over de hele tekst. De titel gaat over een alinea.
C
De titel gaat over de hele tekst. Een tussenkopje gaat over een alinea.

Slide 22 - Quizvraag


Wat is het verschil tussen een onderwerp en een deelonderwerp?
A
Er is geen verschil.
B
Een onderwerp gaat over de hele tekst. Een deelonderwerp is het onderwerp van een alinea (een deel van de tekst).
C
Een deelonderwerp gaat over de hele tekst. Een onderwerp is het onderwerp van een alinea (een deel van de tekst).

Slide 23 - Quizvraag

Aan de slag!
Maak het schema kloppend. De tekstdoelen staan op de juiste plaats.

Tekstdoel                    Tekstsoort                                 Tekstvorm 
1. uitleg geven           2. informerende tekst         3. reclame
4. informeren            5. uiteenzettende tekst      6. handleiding
7. mening vormen   8. betogende tekst               9. recensie
10. overtuigen           11. beschouwende tekst    12.meningtekst in krant
13. overhalen             14. activerende tekst           15. leesboek
16. amuseren             17. amuserende tekst          18. encyclopedie

timer
3:00

Slide 24 - Tekstslide

Antwoorden

Tekstdoel                     Tekstsoort                                 Tekstvorm
1. uitleg geven           2. uiteenzettende tekst       3. handleiding
4. informeren            5. informerende tekst           6. encyclopedie
7. mening vormen   8. beschouwende tekst       9. meningtekst in krant
10. overtuigen           11. betogende tekst               12. recensie
13. overhalen             14. activerende tekst            15. reclame
16. amuseren             17. amuserende tekst           18. leesboek

Slide 25 - Tekstslide

Welke begrippen passen op de plaats van de letters?
Tekstdoel           Tekstsoort                        Tekstvorm
A                             informerende tekst      G
uitleg geven      B                                            H
C                             beschouwende tekst   I
overtuigen         D                                            J
E                             activerende tekst           K
amuseren          F                                              L

Slide 26 - Tekstslide

Welke begrippen passen op de plaats van de letters?
Antwoorden
Tekstdoel                      Tekstsoort                               Tekstvorm
A = informeren            informerende tekst            G = nieuwsartikel
uitleg geven                 B = uiteenzettende tekst H = recept
C = na laten denken  beschouwende tekst        I = column  
overtuigen                    D = overtuigende tekst    J = ingezonden brief
E = overhalen               activerende tekst               K = sollicitatiebrief
amuseren                      F = amuserende tekst       L = gedicht

Slide 27 - Tekstslide

Aan de slag!

Lees eerst  de tekst. (Dit is een link.)
Beantwoord daarna de vragen op de volgende slides.

Slide 28 - Tekstslide

Hoe kan een schrijver zijn tekst inleiden? Noem de 4 manieren.

Slide 29 - Open vraag

Op welke manier leidt de schrijver de tekst hier in?

Slide 30 - Open vraag


Hoe kun je een alinea herkennen?

Slide 31 - Open vraag


Uit hoeveel alinea's bestaat deze tekst?

Slide 32 - Open vraag


Wat is een kernzin?

Slide 33 - Open vraag


Wat is de kernzin van de eerste alinea?

Slide 34 - Open vraag


Wat zijn verwijswoorden?

Slide 35 - Open vraag

Waar verwijst het woord 'Dat' naar?
(r. 1)

Slide 36 - Open vraag


Wat is het tekstdoel van deze tekst?

Slide 37 - Open vraag

Einde van de les!

Slide 38 - Tekstslide