VT en VVT sterke werkwoorden LOWAN 1-4

VT en VVT sterke werkwoorden LOWAN 1-4
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Speciaal OnderwijsLeerroute 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

VT en VVT sterke werkwoorden LOWAN 1-4

Slide 1 - Tekstslide

Verleden tijd en voltooide tijd
verleden tijd
voltooide tijd
denken
dacht/dachten
Ik heb gedacht
wijzen
wees/wezen
Jij hebt gewezen
gaan
ging/gingen
Hij is gegaan

Slide 2 - Tekstslide

hebben
Hij ___ gisteren zijn telefoon nog.
A
hid
B
hed
C
hebde
D
had

Slide 3 - Quizvraag

gaan
Ik ___ naar Utrecht vorige week.
A
ging
B
gang
C
gong
D
geng

Slide 4 - Quizvraag

schrijven
jullie ___ dat woord verkeerd.
A
schrijfden
B
schreven
C
schreef
D
schrieven

Slide 5 - Quizvraag

lopen
ik ___ gisteren naar de winkel.
A
liep
B
lip
C
loopte
D
leep

Slide 6 - Quizvraag

geven
Het meisje ___ het cadeau aan haar moeder.
A
geefde
B
geefte
C
gief
D
gaf

Slide 7 - Quizvraag

lezen
De leerlingen hebben elke ochtend een boek ___.
A
lazen
B
lozen
C
gelezen
D
gelazen

Slide 8 - Quizvraag

zijn
De kamers ___ erg groot!
A
was
B
waren
C
weren
D
war

Slide 9 - Quizvraag

zitten
De kinderen ___ allemaal op deze school.
A
zat
B
zaten
C
zitte
D
zeten

Slide 10 - Quizvraag

hangen
De mensen hebben allemaal hun jas aan de kapstok _____
A
hongen
B
hingen
C
gehangen
D
gehingen

Slide 11 - Quizvraag

schenken
De ober ____ een kop koffie in voor mij.

Slide 12 - Open vraag

doen
Mijn moeder ___ geld in mijn portemonnee.

Slide 13 - Open vraag

zeggen
Ik heb ____ dat je dat niet mocht doen!

Slide 14 - Open vraag

komen
____ hij gisteren te laat?

Slide 15 - Open vraag

eten
Wij ___ gisteren pas om 20:00.

Slide 16 - Open vraag

vinden
Hij ___ dat geen goed idee.

Slide 17 - Open vraag

drinken
Vandaag heeft hij erg veel koffie ___.

Slide 18 - Open vraag

Werkwoorden LOWAN 1-4

Slide 19 - Tekstslide