Leesvaardigheid aanpak

Today's goals
  1. At the end of this lesson you know the different reading strategies there are and which sytrategy to use for which type of question.


1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, k, mavo, havoLeerjaar 1-4

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Today's goals
  1. At the end of this lesson you know the different reading strategies there are and which sytrategy to use for which type of question.


Slide 1 - Tekstslide

Yellow Pages
De gele pagina's (the Yellow Pages) achterin je textbook geven je tips bij het oefenen van de vaardigheden bij Engels.
In deze les behandelen we de tips voor leesvaardigheid.

Yellow Pages in Textbook for more tips on reading.
Kader: pages 110 - 111 - 112
Basis: pages 114 - 115 - 116

Slide 2 - Tekstslide

Aanpak tekst

1 Oriënterend lezen (voorkennis activeren)
2 vragen lezen
3 leesstrategie bepalen
4 tekst lezen + vraag beantwoorden

Slide 3 - Tekstslide

Welke leesstrategieen ken je nog?
Tekst
timer
1:00

Slide 4 - Open vraag

Leesstrategieën
Wat is een leesstrategie? = hoe je een tekst leest.


- oriënterend lezen
- globaal lezen
- zoekend lezen
- intensief lezen

Slide 5 - Tekstslide

Leesstrategieën
How do you know which one to use? = lees eerst de vraag, bepaal wat voor soort informatie je nodig hebt en waar in de tekst je het kunt vinden. 


Slide 6 - Tekstslide

 Leesstrategieën
Orienterend: bekijken en voorspellen
Globaal: vlot doorlezen, begrijpen, onderwerp vastzetten
Zoekend: bekijken en vinden, als een woordzoeker
Intensief: alles goed lezen, de volledige tekst begrijpen/kunnen gebruiken

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Oriënterend lezen
  • Bedoeld om een eerste indruk te krijgen
  • Lay-out: chat, krantenartikel, menu, boodschappenlijst etc.
  • Eerste indruk: titel, tussenkopjes, plaatjes
  • Verwachtingen: waar gaat het over, wat weet je al?

Dit doe je altijd van te voren

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Globaal lezen

Slide 16 - Tekstslide

Globaal lezen/ skimmen
  • Je leest de tekst snel door om erachter te komen waar deze over gaat.
  • Maak je niet druk om moeilijke woorden.
  • Probeer de grote lijnen te snappen, de details doen er (nog) niet toe.
  • Kijk naar opvallende stukjes 
  • Lees van iedere alinea de eerste en de laatste zin. 
  • Je gebruikt skimmen bij vragen die gaan over de hele tekst, je zoekt naar aanwijzingen voor het antwoord. 

Slide 17 - Tekstslide

zoekend lezen

Slide 18 - Tekstslide

Zoekend lezen/ scannen
  • Scannen: zoeken naar bepaalde informatie, bijvoorbeeld in welk jaar iets gebeurde of hoeveel iets kost. De rest van de tekst hoef je dan niet te lezen.

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

1. How much discount do you get off printers?
A
80%
B
50%
C
25%
D
30%

Slide 21 - Quizvraag

2. The sale begins on....
A
16 May
B
25 April
C
17 May
D
24 April

Slide 22 - Quizvraag

Slide 23 - Tekstslide

3. There is a big ........ sale.
A
Shop
B
Warehouse
C
Storage

Slide 24 - Quizvraag

Intensief lezen

Slide 25 - Tekstslide

Intensief lezen
Intensief lezen: de hele tekst regel voor regel doorlezen

Slide 26 - Tekstslide

Meerkeuze vragen 
  1. Bekijk titel (en intro), bekijk plaatje, waar gaat de tekst over?
2. Lees de 1e vraag
3. Streep de alinea(‘s) aan die je lezen moet
a. Lees de aangestreepte tekst.
b. Markeer de signaalwoorden en (:)
4. Probeer eerst zelf een antwoord te bedenken
5. Lees de gegeven antwoorden.
a. Vaak zijn er één of twee onzin antwoorden, streep die weg.
b. Kijk welk antwoord het meest volledig is en het beste weergeeft wat er in de tekst staat. Je moet het antwoord terug kunnen vinden in de tekst, alleen in andere bewoordingen.
Als je nu twee antwoorden over hebt of het echt niet weet:  
c. Past het in de grote lijn, dan komt het vaker voor in de tekst  goed 
d. Staat er een overdrijving ‘te, meer, meest, altijd, nooit, etc.’ in het antwoord?  fout
e. Past het antwoord in de sfeer van de tekst? Pos. / neg.?  goed

Slide 27 - Tekstslide

Waarvan is sprake in dit krantenartikel?
A een ernstige constructiefout      B een geval van crimineel gedrag 
C een nieuwe toeristische attractie     D een scène uit een Harry Potter-film 

Slide 28 - Tekstslide

Deel 2: Gatenteksten 
  1. Bekijk titel (en intro), bekijk plaatje, waar gaat de tekst over?
2. Lees de gegeven antwoordmogelijkheden. Zorg dat je weet wat ze betekenen!
3. Streep de alinea(‘s) aan die je lezen moet
a. Lees de aangestreepte tekst.
b. Markeer de signaalwoorden en (:)
c. Zijn de gegeven antwoorden signaalwoord? Lees dan zin er voor en zin er achter.
d. Geen signaalwoorden? Lees tot het gat, dan nog 1 zin. Die zin geeft je het antwoord  wat staat er in die zin? Zoek daar een passend antwoord bij.
4. Kies je antwoord

Als je het juiste antwoord niet kan vinden dan heb je nog deze opties: 
a. Kijk naar de grote lijn: positieve woorden / negatieve woorden. 
b. Tegenstellingen in de antwoorden?
bijv. a) groot b) koud c)leuk d) klein? Dan is het één van de tegenstellingen.
c. Gok op de grote lijn

Slide 29 - Tekstslide

By Tom McTague and Will Dowling
“Throw another ’roo on the barbecue, we’re saving the planet tonight.” These are the words Greenpeace hope will soon be echoing around Australian backyards as the nation responds to the latest suggestion of how it
might reduce its carbon footprint1): eat less beef and more of the
___1____ .


1
A cultivated foods
B local wildlife
C vegetarian kitchen
D wild plants around

Slide 30 - Tekstslide

Deel 3: Open vragen
  • citeren; in het Engels (zinsdeel, of eerste/laatste 2 woorden. 

  • formuleren; in het NL 

Let op Leestekens etc!

Slide 31 - Tekstslide

Woordstrategieën

  1. Bekijk eerst of je de betekenis kunt raden door de andere woorden (in context)

  2. Bekijk of het woord op een ander woord lijkt bijvoorbeeld uit een andere taal. 
  3. Hak het woord in stukjes? Komt een deel van het woord je bekend voor?

Slide 32 - Tekstslide

Woordenboek tips

  1. Zoek het basiswoord. (slow ipv slowly, extend ipv extended)
  2. Let op :Er staan vaak meerdere betekenissen.
    Kijk dan goed naar het onderwerp van de tekst.
  3. Oefen met het woordenboek dat je op je examen gaat gebruiken. Het klinkt kinderachtig, maar zorg ervoor dat het alfabet goed in je hoofd zit, zodat je de woorden snel kunt opzoeken. 

Slide 33 - Tekstslide

Adviezen

  1. Brede belangstelling helpt - lees de krant, volg het nieuws. Kijk bijvoorbeeld elke dag newsround. 
  2. Lees Engelse boeken, artikelen.
  3. Brede woordenschat maakt teksten lezen gemakkelijker. Bestudeer woordenlijsten. Ook woordenlijsten van de signaalwoorden!




Slide 34 - Tekstslide

tructuurwoorden of signaalwoorden 

Deze zijn zeer belangrijk, want ze geven vaak de relatie aan tussen twee zinnen. Ze kunnen een indicatie geven van: 

Tijd:when, since, until, while (terwijl) 

 

Oorzaak, reden: because, since, as, for (want, omdat) 

 

Tegenstelling:but, although, whereas (aangezien, in aanmerking  

                             genomen dat) 

all the same, even so (toch), even though (ook al), however (ofschoon, hoewel), still (toch, nog steeds), nevertheless (desondanks), by contrast (daarentegen), in spite of (ondanks), instead (in plaats van) 

 

Conclusie:so (that), after all (per slot van rekening), hence (dus, vandaar dat) 

therefore (daarom), thus (zodoende), yet  

(uiteindelijk), but, finally 

 

Opsomming:and, furthermore, firstly, secondly, foremost (opmerkelijkst, belangrijkst) moreover (bovendien) 

 

Voorwaarde:if, unless (tenzij), provided that (mits, als…maar) 

Doel: in order to (om te) 

 
Tekstructuurwoorden of signaalwoorden 
Deze zijn zeer belangrijk, want ze geven vaak de relatie aan tussen twee zinnen. Ze kunnen een indicatie geven van: 

Tijd:when, since, until, while (terwijl) 
Oorzaak, reden: because, since, as, for (want, omdat) 
Tegenstelling:but, although, whereas (aangezien, in aanmerking genomen dat) 
all the same, even so (toch), even though (ook al), however (ofschoon, hoewel), still (toch, nog steeds), nevertheless (desondanks), by contrast (daarentegen), in spite of (ondanks), instead (in plaats van) 
Conclusie:so (that), after all (per slot van rekening), hence (dus, vandaar dat) 
therefore (daarom), thus (zodoende), yet  
(uiteindelijk), but, finally 
Opsomming:and, furthermore, firstly, secondly, foremost (opmerkelijkst, belangrijkst) moreover (bovendien) 
Voorwaarde:if, unless (tenzij), provided that (mits, als…maar) 

Doel: in order to (om te) 

 t

Slide 35 - Tekstslide

Op de volgende slide staat een website waarop je kunt oefenen met leesvaardigheid. Kies voor het niveau Fourth year, is dat nog te moeilijk, kies dan voor Third year
Maak een printscreen of screenshot van de scores en plak deze in 1 document. (uploaden in Magister opdrachtenbij Engels-week 50 les 1) Doe dit tot het einde van de les, in de tweede les gaan we oefenen met examenteksten.
Good luck!

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Link

Next..
In het tweede uur gaan jullie oefenen met examenteksten
Op de volgende slide staat een link naar Studyflow, Schrijf je in en kies voor het examen van 2017 of 2018
Maak weer een screenshot van je score en upload deze in Magister opdrachten bij Engels-week 50 les 2

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Link

Handige sites om leesvaardigheid te oefenen of om je woordenschat te vergroten
- Readtheory.org
- https://learnenglishteens.britishcouncil.org/skills/reading. Je kunt op deze site ook aan de andere vaardigheden werken
- https://www.bbc.co.uk/newsround

Slide 40 - Tekstslide

Websites to practice.

  • https://oefenen.facet.onl/facet/pages/oefen/vo/?menu=1_2
  • http://www.examens-oefenen.nl/
  • https://learnenglish.britishcouncil.org/big-city-small-world
  • www.readtheory.org

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide