Vocab QUIZ P3 - furniture store (before the test)

Vocational Vocab P3 - furniture stor
The furniture store
important vocabulary
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Vocational Vocab P3 - furniture stor
The furniture store
important vocabulary

Slide 1 - Tekstslide

1. Vertaal: toilet
A
restroom
B
wiesee
C
bathroom
D
closet

Slide 2 - Quizvraag

2. Vertaal: achterin (de winkel)
A
afterback (of the shop)
B
in the back (of the shop)
C
behind (the shop)
D
in the behind (of the shop)

Slide 3 - Quizvraag

3. Vertaal: een koopje
A
a burden
B
a basement
C
a budget
D
a bargain

Slide 4 - Quizvraag

4. Vertaal: een bonnetje
A
a recepe
B
a receipt
C
a recipy
D
a recipe

Slide 5 - Quizvraag

5. Vertaal: etalage
A
shop window
B
showroom
C
shop floor
D
sale window

Slide 6 - Quizvraag

6. Vertaal: dozen
A
box
B
packets
C
boxes
D
packages

Slide 7 - Quizvraag

7. Vertaal: magazijn
A
store
B
storage
C
stockroom
D
magazine

Slide 8 - Quizvraag

8. Vertaal: klagen
A
complaining
B
to complain
C
complaint
D
to complaints

Slide 9 - Quizvraag

9. Vertaal: sla linksaf
A
go right
B
took left
C
turn right
D
turn left

Slide 10 - Quizvraag

10. Vertaal: het gangpad
A
the aisel
B
the ayle
C
the aisle
D
the isle

Slide 11 - Quizvraag

11. Vertaal: discount
A
korting
B
kortaf
C
koopje
D
kosten

Slide 12 - Quizvraag

12. Vertaal: to ask for directions
A
de richting aangeven
B
om hulp vragen
C
de weg vragen
D
de weg wijzen

Slide 13 - Quizvraag

13. Vertaal: shelves
A
klanten
B
schappen
C
verkopen
D
planken

Slide 14 - Quizvraag

14. Vertaal: escalator
A
lift
B
traplift
C
trap
D
roltrap

Slide 15 - Quizvraag

15. Vertaal: clearance
A
uitverkoop
B
opruiming
C
etalage
D
klagen

Slide 16 - Quizvraag

16. Vertaal: next to (the elevator)
A
voorbij de (lift)
B
voorbij de (roltrap)
C
naast de (lift)
D
naast de (roltrap)

Slide 17 - Quizvraag

17. Vertaal: straight ahead
A
rechtsaf
B
rechtdoor
C
voorlangs
D
ervoor

Slide 18 - Quizvraag

18. Vertaal: department
A
appartement
B
afdeling
C
hoofdingang
D
klantenservice

Slide 19 - Quizvraag

19. Vertaal: check-out
A
caissière
B
kassabonnetje
C
kassa (apparaat)
D
kassa (locatie

Slide 20 - Quizvraag

20. Vertaal: complaint
A
klagen
B
klant
C
klacht
D
geklaag

Slide 21 - Quizvraag

21. Vertaal: store manager
A
bedrijfsleider
B
teamleider
C
verkoopmedewerker
D
winkelmanager

Slide 22 - Quizvraag

22. Vertaal: stocking shelves
A
magazijn
B
vakkenvullen
C
verkoopmedewerker
D
het vervelendste klusje bij de supermarkt

Slide 23 - Quizvraag

23. Vertaal: across from
A
rechtdoor
B
tegenover
C
naast de
D
ervoor

Slide 24 - Quizvraag

  • ?
  • ?
  • ?
  • ?
  • ?
  • ?
  • ?
  • ?
  • ?
Can you find the 3 words we are looking for?

Slide 25 - Tekstslide

  • main entrance 
  • exit
  • shop window
  • customer service
  • to complain
  • a complaint
  • (store manager?)
  • sale/ clearance
  • discount
  • a bargain
Can you find the 3 words we are looking for?

Slide 26 - Tekstslide

  • ?
  • ?
  • ?
  • ?
  • ?
  • ?
  • ?
  • ?
Can you find the 4 words we are looking for?
  • ?
  • ?
  • ?

Slide 27 - Tekstslide

  • boxes
  • stockroom
  • shelves
  • stocking shelves
  • (sales assistant?)
  • check-out
  • (cash) register
  • cashier
  • receipt
  • bathroom
  • restroom
  • loo/ lavatory
  • toilet
Can you find the 4 words we are looking for?

Slide 28 - Tekstslide

Do you feel ready 
for the test next week?

What are you going to do to prepare for the test?
Any tips for your classmates?   :)

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide