Onderdeel 2 Cursus 4 paragraaf 4 Voor -en achtervoegsels.

Onderdeel 2 Cursus 4 Taal P4 voor -en achtervoegsels
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 1

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Onderdeel 2 Cursus 4 Taal P4 voor -en achtervoegsels

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Start van de les!
Bij de start van de les heb je op tafel:
- Je boek Nieuw Nederlands
- Je schrift 
- Je pen/etui


timer
1:30

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In deze paragraaf:
  • Oefenen met voor -en achtervoegsels.

Deze paragraaf sluit aan op Cursus 1 paragraaf 2 Onbekende woorden.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voor -en achtervoegsel
Voorvoegsel:
Stukje dat vóór een woord wordt geplakt om een nieuw woord te vormen.
voorbeeld: Start - Herstart


Achtervoegsel:
Stukje dat achter een woord wordt vastgeplakt om een nieuw woord te vormen.
voorbeeld: Einde - Eindeloos

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorvoegsel
Bij sommige woorden kun je een stukje vóór het woord toevoegen; een voorvoegsel.
De betekenis van het woord verandert door een voorvoegsel.
Voorbeeld: onrustig = on (voorvoegsel) + rustig = niet rustig

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorvoegsels
Sommige woorden bestaan uit een woord + een voorvoegsel. 
Bijvoorbeeld: De heropening van de winkels was een succes. 
Heropenen is dus opnieuw openen
Veel voorkomende voorvoegsels die je moet leren:
  • non- = niet, zonder
  • on- = niet
  • mis- = verkeerd, fout
  • wan- = slecht, verkeerd
  • her- = weer, opnieuw
  • ex- = niet meer, van vroeger
  • inter- = tussen (twee of meer gebieden)

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorvoegsels

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een voorvoegsel kan je helpen om
A
een woord in de verleden tijd te zetten.
B
de betekenis van een woord te vinden.
C
een woord te verkleinen.
D
het lidwoord goed te gebruiken.

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

voorvoegsels zijn
A
on, her ,lijk
B
on -ver -lijk
C
on-her-lijk
D
on -her- non

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het voorvoegsel in 'onmisbaar'?
A
onmis
B
mis
C
on
D
baar

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het voorvoegsel van dit woord:
'onaardig'
A
aardig
B
ig
C
on
D
aar

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent het voorvoegsel 'her-'
A
klein
B
opnieuw
C
niet
D
slecht

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ongelijk
(woord met voorvoegsel)
Wat is hier de betekenis van?
A
wel hetzelfde
B
niet hetzelfde
C
niet mogelijk
D
wel mogelijk

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een woord met een voorvoegsel?
A
hergebruiken
B
smakeloos

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de betekenis van het voorvoegsel mis-?
A
zonder
B
opnieuw
C
niet meer
D
verkeerd

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent het voorvoegsel anti-
A
voor
B
tegen

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent het voorvoegsel -on?
A
geen
B
weinig
C
mis
D
niet

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de betekenis van het voorvoegsel wan-?
A
zonder
B
opnieuw
C
niet meer
D
slecht

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de betekenis van het voorvoegsel her-?
A
zonder
B
opnieuw
C
niet meer
D
niet

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de betekenis van het voorvoegsel inter-?
A
naast
B
tussen 2 of meer
C
in het
D
internationaal

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de betekenis van het voorvoegsel ex-?
A
zonder
B
opnieuw
C
niet meer
D
slecht

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent het voorvoegsel "non"?
A
iemand uit een klooster
B
niet
C
opnieuw
D
tussen

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Achtervoegsel
Bij sommige woorden kun je een stukje achter het woord toevoegen.
De betekenis van het woord verandert door dit achtervoegsel:
waarde
waarde + loos (= achtervoegsel) = waardeloos (betekenis: zonder waarde)


Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

achtervoegsels
Het achtervoegsel -achtig betekent: een beetje als.



Het achtervoegsel -baar betekent: kan.
Het achtervoegsel -loos betekent: zonder.
Het achtervoegsel -vol betekent: met veel.
Het achtervoegsel -arm betekent: met weinig.
Het achtervoegsel -rijk betekent: met veel.




Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het achtervoegsel?
Handelaar
A
Handel
B
aar
C
Ha
D
de

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is GEEN achtervoegsel?
A
-teit
B
-heid
C
-inter
D
-baar

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn allemaal achtervoegsels?
A
-heid, -erd, -isch, -rik
B
ont-, be-, ge-, ver-
C
-baar, ver-, on-, -lijk
D
-aard, -baard, -aar, -oor

Slide 27 - Quizvraag

B: dit zijn allemaal voorvoegsels
C: dit zijn voor- en achtervoegsels
D: -baard en -oor zijn geen voor- of achtervoegsels. Het zijn wèl woorden waarmee je samenstelling kunt maken Bijvoorbeeld: Blauwbaard, hangoor.
Welke van deze is een achtervoegsel?
A
Aardig
B
Ondiep

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een achtervoegsel?
A
een werkwoord
B
een voornaamwoord
C
een toevoeging, die steeds dezelfde betekenis heeft
D
een lidwoord

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

achtervoegsels zijn
A
loos-wan-lijk
B
loos-lijk-heid
C
wan-heid-teit

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een achtervoegsel?
A
Heksenhuis
B
Smaakvol
C
Onbestelbaar

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een woord met een achtervoegsel?
A
fietstocht
B
fantasierijk

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voor- of achtervoegsel

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

voorvoegsel
achtervoegsel
hergebruiken
internationaal
wanorde
jaarlijks
zinloos
bruikbaar

Slide 34 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Woorden met voorvoegsel
Woorden met achtervoegsel
waardevol
eindeloos
herexamen
herinneren
onnodig

Slide 35 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sleep de juiste betekenis naar het voor/achtervoegsel.
vol
on
loos
her
met veel
niet
zonder
nog een keer

Slide 36 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sleep de juiste betekenis naar het voor/achtervoegsel.
mis
on
wan
her
slecht / verkeerd
niet
geen/slecht
nog een keer

Slide 37 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voorvoegsel
Achtervoegsel
oneerlijk
smaakloos
herkauwen
stijlvol

Slide 38 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Woord met achtervoegsel
Woord zonder achtervoegsel
bruikbaar
tafelkleed
waardeloos
pindasaus
smaakvol
kritisch
moedig
wangedrag

Slide 39 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Maken opdracht 1 t/m 5 bladzijde 94 en 95. 
Samenwerken is oké --> zachte, rustige stem.

We kijken samen na. 
timer
25:00

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Heb je iets nieuws gehoord?
Zo ja, wat?

Slide 41 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Moeilijk of makkelijk?
😒🙁😐🙂😃

Slide 42 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Vragen?

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies