Communicatie week p2 w4

Communicatie periode 2 week 4 
1. LSD, Wees een oen, Maak je niet dik en
laat je oma thuis

2. Leiderschapsstijlen
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
HandelMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 6 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Communicatie periode 2 week 4 
1. LSD, Wees een oen, Maak je niet dik en
laat je oma thuis

2. Leiderschapsstijlen

Slide 1 - Tekstslide

🤝 Samenwerken doen we zo

🚰 Drinken mag, eten doe je buiten het lokaal.

🕘 Kom op tijd. Deur dicht? Na 30 minuten mag je de les in.

📵 Telefoon weg in je jas of tas, tenzij de docent anders aangeeft.

📚 Tas van tafel en jas uit. Pak na binnenkomst meteen je lesmateriaal. 
Introductie

Slide 2 - Tekstslide

✅ Presentie: Fijn dat je er bent! 😀👍

Slide 3 - Tekstslide

Doel van vandaag
  • Je kunt toelichten wat de gesprekstechniek LSD inhoudt en in een gesprek herkennen of de onderdelen van de LSD-techniek goed worden toegepast.
  • Je kunt de LSD-gesprekstechniek toepassen op een simpel zakelijk gesprek.
  • Je leert verschillende gesprekstechniek herkennen.
  • Je kunt in gesprekssituaties bepalen welke gesprekstechniek(en) je kunt inzetten.

  • Je kunt verschillende leiderschapsstijlen herkennen

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

7 Luistervaardigheden bij actief luisteren
  1. Geef de ander ruimte
  2. Laat stiltes vallen
  3. Vat samen wat je hebt gehoord
  4. Reflecteer op de ander (gevoel)
  5. Vermijd suggestieve vragen en waarde oordelen
  6. Stel open vragen
  7. Vraag door

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Slide 8 - Video

Waar staat de afkorting LSD voor?

Slide 9 - Woordweb

Wat is een belangrijke luistervaardigheid
volgens jou bij actief luisteren?

Slide 10 - Woordweb

Een gesprek samenvatten doe je
A
Aan het begin van het gesprek
B
Aan het einde van het gesprek
C
Op meerdere momenten tijdens het gesprek

Slide 11 - Quizvraag

Is onderstaande een open of een gesloten vraag:

Kun je me uitleggen wat er precies gebeurd is?
A
open
B
gesloten

Slide 12 - Quizvraag

Is onderstaande een open of een gesloten vraag:

Heb je wel iedereen ingelicht hierover?
A
open
B
gesloten

Slide 13 - Quizvraag

Is onderstaande een open of een gesloten vraag:

Is het hier op kantoor gebeurd?​​​​​​


A
open
B
gesloten

Slide 14 - Quizvraag

Is onderstaande een open of een gesloten vraag:

Wat heb je tot nu toe gedaan hiermee?


A
open
B
gesloten

Slide 15 - Quizvraag

Is onderstaande een open of een gesloten vraag:

Gaat het weer over die discussie van laatst?


A
open
B
gesloten

Slide 16 - Quizvraag

Is onderstaande een open of een gesloten vraag:

Om wie gaat het allemaal?


A
open
B
gesloten

Slide 17 - Quizvraag

Is onderstaande een open of een gesloten vraag:

Waar gaat het over, kun je dat vertellen?


A
open
B
gesloten

Slide 18 - Quizvraag

Is onderstaande een open of een gesloten vraag:

Vind je dat het niet goed is gegaan?


A
open
B
gesloten

Slide 19 - Quizvraag

Hoe kun je jouw gesprekspartner laten zien dat je luistert?


A
Met non-verbale communicatie
B
Met verbale communicatie
C
Door steeds antwoord te geven
D
Door een gesloten houding aan te nemen

Slide 20 - Quizvraag

Opdracht Het bankje
2 personen naast elkaar

- Jullie gaan een gesprek voeren

De interviewer - Begin met vragen stellen over de afgelopen zomervakantie
Gebruik zoveel mogelijk openvragen, bij 3 gesloten vragen ben je af.

De ondervraagde geeft antwoord


timer
2:00

Slide 21 - Tekstslide

Opdracht Het bankje
2 personen naast elkaar

- Jullie gaan een gesprek voeren

De interviewer - Begin met vragen stellen over de komende kerstvakantie
Gebruik zoveel mogelijk openvragen, bij 3 gesloten vragen ben je af.

De ondervraagde geeft antwoord


timer
2:00

Slide 22 - Tekstslide

Opdracht Het bankje
2 personen naast elkaar

- Jullie gaan een gesprek voeren

De interviewer - Begin met vragen stellen over wat hij of zij buiten schooltijd doet.
Gebruik zoveel mogelijk openvragen, bij 3 gesloten vragen ben je af.

De ondervraagde geeft antwoord


timer
2:00

Slide 23 - Tekstslide

pauze

Slide 24 - Tekstslide

Video kijken
Noteer tijdens het kijken wat er met onderstaande bedoeld wordt
OEN:
OMA:
DIK:
LSD:

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

OEN, DIK en OMA inzetten
Puzzel OEN,DIK en OMA maken

Slide 27 - Tekstslide

Wat heb je geleerd tot nu toe?
  • Je kunt toelichten wat de gesprekstechniek LSD inhoudt en in een gesprek herkennen of de onderdelen van de LSD-techniek goed worden toegepast.
  • Je kunt de LSD-gesprekstechniek toepassen op een simpel zakelijk gesprek.
  • Je kunt verschillende gesprekstechniek herkennen.
  • Je kunt in gesprekssituaties bepalen welke gesprekstechniek(en) je kunt inzetten.



Slide 28 - Tekstslide

Verschillende leiderschapsstijlen
Leiderschapsstijlen zijn verschillende manieren waarop iemand leiding kan geven aan een groep of organisatie. Bekende stijlen zijn:
  • Autoritair
  • Democratisch
  • Laissez-faire
  • Consulterend
  • Participerend

Elke stijl heeft voor- en nadelen en is geschikt voor verschillende situaties of groepen.

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Verschillende theorieën over leiderschap
Leiderschapstheorieën zijn modellen en concepten die proberen te verklaren hoe en waarom mensen effectief leiding geven. Ze beschrijven de eigenschappen, gedragingen en omgevingsfactoren die bijdragen aan succesvol leiderschap en helpen bij het begrijpen van verschillende stijlen en benaderingen om anderen te motiveren en doelen te bereiken.
1. Covey
2. Mc Gregor
3. Situationeel leidinggeven

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Video

Slide 37 - Video

Slide 38 - Tekstslide

De leiderschapsstijl van iemand is afhankelijk van meerdere factoren, zoals:
1. Persoonlijke eigenschappen: Karakter, waarden, en vaardigheden van de leider spelen een grote rol.
2. De situatie: Specifieke omstandigheden, zoals een crisis of een routineklus, vragen om een andere aanpak.
3. De behoeften van het team: De ervaring, motivatie en zelfstandigheid van medewerkers beïnvloeden de stijl.
4. Organisatiecultuur: De normen en waarden binnen een organisatie bepalen vaak welk gedrag en welke stijl effectief zijn.
5. Doelstellingen: Het soort doelen dat wordt nagestreefd (korte of lange termijn) kan de stijl beïnvloeden.

Slide 39 - Tekstslide

Vragen?
Opdracht maak de test leiderschapstijl


Sla de uitkomst op en lever deze in in it's learning

Slide 40 - Tekstslide