In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
H5: Landschappen van Europa
Slide 1 - Tekstslide
Duitsland
België
Nederland
Frankrijk
Zwitserland
Oostenrijk
Luxemburg
Engeland
Slide 2 - Sleepvraag
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Hoe verder van de zee, hoe meer invloed van de zee
A
Waar
B
Niet waar
Slide 6 - Quizvraag
In de zomer is de zee ...................................dan het ............................. De lucht boven ............................ is koeler dan die boven ................................... . Hierdoor is het in het binnenland van Europa ................................... dan langs de kust. In de winter is het in het binnenland van Europa ................................... dan aan de kust. Dat komt doordat de zee ................................... dan is dan het land.
Leerlingen klaar? Slepen maar!
warmer
warmer
Koeler
Kouder
Land
Land
Zee
Slide 7 - Sleepvraag
Deze les
Pak je laptop voor je en log in op de lessonup
leerdoelen:
- Aan het eind van de les weet je hoe het komt dat het bovenop de berg kouder is.
- Aan het eind van de les weet je wat de loef en lijzijde van de berg zijn en wat het betekend.
Slide 8 - Tekstslide
Wat is een moeilijk woord voor hoogteverschillen?
A
Hooggebergte
B
Reliëf
C
Heuvellandschap
D
Laagland
Slide 9 - Quizvraag
Waarom ligt er in de bergen vaker sneeuw dan bij ons?
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Video
Onderaan de berg is het 20 graden. Je gaat 3 kilometer omhoog, hoe koud is het daar?
A
-1 graad
B
3 graden
C
2 graden
D
4 graden
Slide 12 - Quizvraag
Dus....
Hoe hoger je komt hoe ....... het wordt!
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Loefzijde = neerlag Lijzijde = geen neerslag
Slide 15 - Tekstslide
1. verdamping
2. hoe hoger hoe kouder
3. condensatie
4. neerslag
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Hoeveel meter is laagland maximaal?
Slide 19 - Open vraag
Welk reliëf zie je hier?
Slide 20 - Open vraag
0-200 meter
200-500 meter
500-1500 meter
Hoger dan 1500 meter
Laagland
Heuvelland
Middelgebergte
Hooggebergte
Slide 21 - Sleepvraag
Slide 22 - Video
Loefzijde = neerlag Lijzijde = geen neerslag
Slide 23 - Tekstslide
1. verdamping
2. hoe hoger hoe kouder
3. condensatie
4. neerslag
Slide 24 - Tekstslide
Natuurlijke zones
Slide 25 - Tekstslide
Natuurlijke zones in Europa
Mediterrane plantengroei
Loofboomgrodel
Naaldboomgordel
Toendra
Mediterraan
Loofboomgordel
Naaldboomgordel
Toendra
Slide 26 - Tekstslide
Noem 1 natuurlijke zone
Slide 27 - Woordweb
Sleep de natuurlijke zones op volgorde van koudste naar warmste
Koudste
Kouder
Warmer
Warmste
Taiga
Toendra
Zeeklimaat
Sneeuwklimaat
Slide 28 - Sleepvraag
Bij de Noordpool vallen de zonnestralen .............. op het aardoppervlak. De zonnestralen verwarmen een ........... gebied, waardoor de aarde veel minder wordt verwarmd.
A
recht
B
schuin
C
groot
D
klein
Slide 29 - Quizvraag
Van zuid naar noord bestaan er verschillende natuurlijke zones. Wat zijn natuurlijke zones?
A
Dat zijn gebieden met dezelfde natuurlijke begroeiing.
B
Dat zijn gebieden met verschillende natuurlijke begroeiing.
C
Dat zijn gebieden met gras en koeien begroeiing.
D
Dat zijn gebieden met veel reliëf.
Slide 30 - Quizvraag
Wat weet je van Taiga?
Slide 31 - Woordweb
Wat weet jij van een toendraklimaat?
Slide 32 - Woordweb
Waar in Europa kan je palmbomen verwachten?
Slide 33 - Sleepvraag
Deze les
Pak je laptop voor je en log in op de lessonup
leerdoelen:
- Aan het eind van de les weet je hoe het komt dat het bovenop de berg kouder is.
- Aan het eind van de les weet je wat de loef en lijzijde van de berg zijn en wat het betekend.
Slide 34 - Tekstslide
Waarom ligt er in de bergen vaker sneeuw dan bij ons?
Slide 35 - Tekstslide
Slide 36 - Video
Duitsland
België
Nederland
Frankrijk
Zwitserland
Oostenrijk
Luxemburg
Engeland
Slide 37 - Sleepvraag
Onderaan de berg is het 20 graden. Je gaat 3 kilometer omhoog, hoe koud is het daar?
A
-1 graad
B
3 graden
C
2 graden
D
4 graden
Slide 38 - Quizvraag
Slide 39 - Tekstslide
Slide 40 - Tekstslide
In de zomer is de zee ...................................dan het ............................. De lucht boven ............................ is koeler dan die boven ................................... . Hierdoor is het in het binnenland van Europa ................................... dan langs de kust. In de winter is het in het binnenland van Europa ................................... dan aan de kust. Dat komt doordat de zee ................................... dan is dan het land.