NN6 - HV1 - Lezen H1

28 november
Nieuw onderdeel:
Lezen - onderwerp

1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

28 november
Nieuw onderdeel:
Lezen - onderwerp

Slide 1 - Tekstslide

Wat wordt er bedoeld met het begrip 'onderwerp' bij lezen?
A
wie of wat iets doet of overkomt in een zin.
B
Oriënterend lezen
C
Illustraties
D
Waar de tekst over gaat

Slide 2 - Quizvraag

Hoe schrijf je het onderwerp van een tekst op?
A
Eén of een paar woorden
B
Een omschrijving
C
Een goede, volledige zin (hoofdletter en punt)

Slide 3 - Quizvraag

Welke leesstrategie gebruik je om het onderwerp van een tekst te vinden?
A
Tekst helemaal lezen (precies)
B
Globaal lezen
C
Oriënterend lezen

Slide 4 - Quizvraag

Wat hoort niet bij oriënterend lezen?
A
De laatste alinea lezen
B
De eerste alinea lezen
C
De tekst bekijken
D
Vraag beantwoorden: waarover gaat deze tekst?

Slide 5 - Quizvraag

Leerdoel Lezen hoofdstuk 1
- Ik kan oriënterend lezen om het onderwerp van een tekst te bepalen.


Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Het onderwerp vinden
Je hoeft niet de hele tekst te lezen om het onderwerp te vinden:

Je moet oriënterend lezen:
1. Je bekijkt de tekst:
- Titel
- illustraties
- Tussenkopjes
- Vet, schuin, GROOT, onderstreept of 
gekleurde woorden


2. Je leest de eerste alinea. 
- Soms is die vetgedrukt.

3. Geef antwoord op de vraag:
Waarover gaat deze tekst?

Slide 8 - Tekstslide

Dus...
Zo vind je het onderwerp van de tekst:

1. Bekijk de tekst (titel, foto's of plaatjes, tussenkopjes, anders gedrukte woorden)
2. Lees de eerste alinea van de tekst.
3. Geef antwoord op de vraag: 'Waar gaat deze tekst over?'

Slide 9 - Tekstslide

Afsluiten
- Wat is het onderwerp?
- Hoe vind je het onderwerp?


Slide 10 - Tekstslide

Leestekst 2 + 3
Jullie krijgen leestekst 2 en 3 op papier:

1. Lees tekst 2 oriënterend. Waar gaat de tekst over? Let op: je geeft het onderwerp weer in 1-3 woord(en).

2. Markeer van iedere alinea de belangrijkste zin.

3. Maak opdracht 1 uit je boek. Schrijf je antwoorden in je schrift.

4. Doe nu hetzelfde met leestekst 3 en maak daarna opdracht 2 uit je boek.

Slide 11 - Tekstslide