Spreekwoorden deel 2_groep 8

Welkom
  1. Werkstuk?
  2. Taal: lidwoorden
  3. zelfstandig werken
  4. Terugkijken
  5. Nieuwsbegrip


1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom
  1. Werkstuk?
  2. Taal: lidwoorden
  3. zelfstandig werken
  4. Terugkijken
  5. Nieuwsbegrip


Slide 1 - Tekstslide

De pijp aan Maarten geven

Slide 2 - Tekstslide

De pijp aan Maarten geven
A
een pijp aan iemand geven
B
iemand helpen
C
ergens mee ophouden, mee stoppen
D
iets aan iemand geven

Slide 3 - Quizvraag

Goed in de slappe was zitten.

Slide 4 - Tekstslide

Goed in de slappe was zitten.
A
lekker zitten in de was
B
beste zijn
C
beter dan iedereen om je heen
D
veel geld hebben

Slide 5 - Quizvraag

Door schade en schande wijs worden. 

Slide 6 - Tekstslide

Door schade en schande wijs worden.
A
je leert het beste van je eigen fouten
B
bij iemand spieken
C
slim worden op een slechte manier
D
door schade slim worden

Slide 7 - Quizvraag

De aap komt uit de mouw.

Slide 8 - Tekstslide

De aap komt uit de mouw.
A
Eindelijk vrij zijn
B
Realiseren wat er werkelijk de bedoeling was
C
Iets krijgen wat je al lang wilde
D
Het einde bereiken

Slide 9 - Quizvraag

Van een mug een olifant maken

Slide 10 - Tekstslide

Van een mug een olifant maken
A
Iemand of iets beter maken
B
Heel snel iets bouwen
C
Iets overdrijven
D
Snel spreken of een verhaal vertellen

Slide 11 - Quizvraag

Dromen zijn bedrog 

Slide 12 - Tekstslide

Dromen zijn bedrog
A
Probeer realistisch te blijven
B
Dromen kunnen uitkomen
C
Als je hard werkt, kun je je dromen waarmaken
D
Je zou geen dromen moeten hebben omdat ze nooit uitkomen

Slide 13 - Quizvraag

De bom is gebarsten.

Slide 14 - Tekstslide

De bom is gebarsten.
A
De problemen zijn begonnen.
B
De oorlog is begonnen.
C
De plek is gebombardeerd.

Slide 15 - Quizvraag

Met de deur in huis vallen.  

Slide 16 - Tekstslide

Met de deur in huis vallen.
A
Huizen kapot maken.
B
Alles zeggen tegen iemand zonder dingen niet te zeggen.
C
Direct zeggen wat je wilt zonder dat aan te kondigen.

Slide 17 - Quizvraag

Het hazenpad kiezen.

Slide 18 - Tekstslide

Het hazenpad kiezen.
A
Er vandoor gaan.
B
Niet je best doen en anderen het werk laten doen.
C
Op een smal pad lopen.

Slide 19 - Quizvraag

Op de heupen hebben.

Slide 20 - Tekstslide

Op de heupen hebben.
A
Pijn aan je heup hebben
B
Slecht gehumeurd zijn
C
Plezier hebben

Slide 21 - Quizvraag

De puntjes op de i zetten.

Slide 22 - Tekstslide

De puntjes op de i zetten.
A
De details er bij zetten
B
Je bent vergeten de punt op de i te zetten
C
Je moet iets afmaken

Slide 23 - Quizvraag

Slide 24 - Tekstslide

De hond in de pot vinden
A
We eten vanavond stoofvlees
B
We gaan barbequen
C
Te laat zijn voor het eten
D
Het eten is op de grond gevallen

Slide 25 - Quizvraag

In de aap gelogeerd zijn.

Slide 26 - Tekstslide

In de aap gelogeerd zijn.
A
Het ziet er slecht voor je uit.
B
We logeren in de jungle.
C
De aap gaat uit logeren.
D
Iemand voor de gek houden.

Slide 27 - Quizvraag

  • WOORDSOORTEN

  • lidwoorden
  • voorzetsels
  • werkwoorden
  • bijvoeglijke naamwoorden
  • zelfstandige naamwoorden

Slide 28 - Tekstslide

  • ZINSDELEN

  • persoonsvorm
  • gezegde
  • onderwerp
  • lijdend voorwerp*

Slide 29 - Tekstslide

  • OVERIGE

  • spreekwoorden
  • provincies
  • steden

Slide 30 - Tekstslide

succes
tot zo

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide