Je leesboek, boek voor Nederlands, een schrift en een pen.
Heb je dit voor je?
Wees stil, dan kunnen we snel beginnen :)
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1
In deze les zitten 22 slides, met tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Welkom
Wat heb je vandaag nodig?
Je leesboek, boek voor Nederlands, een schrift en een pen.
Heb je dit voor je?
Wees stil, dan kunnen we snel beginnen :)
Slide 1 - Tekstslide
Wat gaan we vandaag doen?
11.20 - 11.30 - Lezen in leesboek
11.30 - 11.40 - Huiswerk bespreken
11.40 - 11.55 - Uitleg drie nieuwe woordsoorten!
11.55 - 12.10 - Zelf aan de slag
Slide 2 - Tekstslide
Lezen in leesboek
10 minuten in stilte lezen in je eigen gekozen leesboek
Slide 3 - Tekstslide
Wat weet je nog?
Wat is een bvb? Wat is het verschil tussen een bvb en bwb?
Slide 4 - Tekstslide
Huiswerk bespreken
opdracht 9 en 10 (blz. 22)
Slide 5 - Tekstslide
De woordsoorten die je tot nu toe kent zijn:
lw --> de, het, een
znw --> mensen, dieren, dingen of planten
bnw --> zegt iets over znw (mooie, fantastische)
vz --> gebruik de kast, (in, op, voor, achter, binnen, naast etc)
zww --> belangrijkste ww in de zin
hww --> ww in de zin dat je kan weglaten
pers. vnw --> verwijst naar een persoon (hij, ik, jij, wij etc)
Slide 6 - Tekstslide
Grammatica woordsoorten
Slide 7 - Tekstslide
Grammatica woordsoorten
Wederkerig voornaamwoord
is elkaar
Slide 8 - Tekstslide
Wederkerende voornaamwoorden
Wederkerende voornaamwoorden komen altijd voor met een wederkerend werkwoord.
Voorbeelden van zulke werkwoorden zijn: schamen en vergissen.
Ik vergis me, ik schaam me
LET OP: Irriteren en beseffen zijn geen wederkerende werkwoorden. Ik irriteer me en ik besef me is onjuist!
Slide 9 - Tekstslide
Even oefenen
Schrijf alle persoonlijke, bezittelijke, wederkerende en wederkerige voornaamwoorden op. Schrijf er ook achter welk voornaamwoord het is.
1. Ik erger me aan die vreselijke stem van haar.
2. Hij heeft ervoor gezorgd dat zij elkaar weer vaker zien.
3. De man verslikte zich in een slok koffie.
4. Hij heeft ons verslag nog niet doorgelezen.
5. Mijn docent geeft ons veel vaker onverwachte toetsen dan die van jullie.
timer
7:00
Slide 10 - Tekstslide
Zelfstandig werken
Wat? Opdracht 13 en 14 (blz. 24 en 25)
Hoe? Je mag zachtjes overleggen met je buurman/buurvrouw
Tijd? Je hebt hier twintig minuten de tijd voor
Hulp? Vraag eerst je buurman/buurvrouw. Daarna steek je je hand omhoog, dan beantwoord ik je vraag.
Klaar? Maak opdracht 16 (blz. 26) ook. Ook klaar? Probeer opdracht 17 als je van een uitdaging houdt op blz. 26 ;)
timer
10:00
Slide 11 - Tekstslide
Uitleg grammatica
Bijvoeglijke bepaling (BVB) - is geen zinsdeel maar een deel van een ander zinsdeel: De bijvoeglijke bepaling noemt een bijzonderheid, kenmerk of een eigenschap van een zelfstandig naamwoord (zn). Kan voor of achter een zn staan. Als de bvb achter het zn staat, begint het met een voorzetsel. (Het zijn meetsal bijvoegelijke naamworden of bezittelijke voornaamwoorden en woordgroepen die beginnen met van)
De hele zaal was ontroerd door de prachtige uitvoering.
Mijn tante zorgt voor de kat van de buren.
Slide 12 - Tekstslide
Wat is het verschil tussen een bijvoeglijke en bijwoordelijke bepaling?
Slide 13 - Tekstslide
Wat is het verschil tussen een bijvoeglijke en bijwoordelijke bepaling?
Een bijvoeglijke bepaling maakt deel uit van een zinsdeel, het hoort bij een zelfstandig naamwoord.
Een bijwoordelijke bepaling is een zinsdeel. Je kan het in de zin verplaatsen.
Slide 14 - Tekstslide
Opdracht 6, 7 en 9 (blz. 21)
Opdrachten bespreken
Doe goed mee!
Door samen te doen leer je beter hoe werkt!
Slide 15 - Tekstslide
Zelf aan de slag!
Noteer: wwg, ow, lv, mw, bwb en bvb.
1. De luie kat heeft de hele dag op een rode stoel gezeten.
2.
2. De eigenaren van de webwinkel verkopen aan hun klanten graag een extra artikel.
3. Victoria stond tijdens haar spreekbeurt voor het beeldscherm.
4. Vrienden en familie geven Sybren allerlei handige tips.
5. Gister heb ik voor mijn zus de National Geographic gekocht.
Klaar? --> Maak opdracht 1 op blz. 19
Slide 16 - Tekstslide
Welke zinsdelen van grammatica kennen we tot nu toe?
PV : ww in de zin dat verandert als je de zin in een andere tijd zet
WWG : alle werkwoorden in een zin
OW : wie/wat + gezegde?
LV : wie/wat + gezegde + ow?
MV: aan wie/ voor wie + wwg + ow + lv?
BWB: Geeft aan waarom/wanneer/waar. etc iets gebeurt.
Slide 17 - Tekstslide
Samenstellingen en afleidingen
Een samenstelling --> door twee bestaande woorden samen te voegen
Een afleiding --> maak je door een voor- of achtervoegsel aan een grondwoord toe te voegen. (beleefd + heid --> beleefdheid, her + ontdekken --> herontdekken)
Slide 18 - Tekstslide
Lesafsluiting
Huiswerk voor donderdag 27-08: opdracht 6, 8 (blz. 34 en 35) + opdracht 1 (blz. 84)
Slide 19 - Tekstslide
Homoniem en homofoon
Homoniem --> een woord dat meerdere betekenissen heeft.
Bank (meubel om op te zitten) Bank (instelling die geld opslaat)
Homofoon --> twee woorden die hetzelfde klinken, maar anders geschreven worden
Pijl (langwerpig puntig voorwerp) Peil (Maatstaf)
Slide 20 - Tekstslide
Opdracht homofonen
Op het formulier dat jullie krijgen is het de bedoeling dat je het juiste woord in de zin invult. Je noteert de antwoorden in je schrift.
Wij gebruiken cookies om jouw gebruikerservaring te verbeteren en persoonlijke content aan te bieden. Door gebruik te maken van LessonUp ga je akkoord met ons cookiebeleid.