Oefenen voor de toets werkwoordspelling

Werkwoordspelling
Oefenen voor de toets
les 5 6 21 29 30 37 53 70
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 31 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Werkwoordspelling
Oefenen voor de toets
les 5 6 21 29 30 37 53 70

Slide 1 - Tekstslide

Zoek de werkwoorden
Boris is een lieve hond. Ze is laatst mee naar school gegaan. Ze lag toen in de klas en ze deed trucjes. Ze werd daar heel moe van.

Slide 2 - Tekstslide

Welk woord in de zin is de persoonsvorm?

Slide 3 - Tekstslide

Mijn dochter Roos heeft dit weekend haar hockeywedstrijd gewonnen.

Slide 4 - Tekstslide

Ze is daar heel vrolijk door geworden.

Slide 5 - Tekstslide

De andere partij heeft ook heel erg zijn best gedaan.

Slide 6 - Tekstslide

Toch is het team van MHC Dieren kampioen geworden.

Slide 7 - Tekstslide

Maak zelf een zin en geef aan wat de persoonsvorm is.

Slide 8 - Tekstslide

Hoe vind je het onderwerp in een zin? 

Slide 9 - Tekstslide

Zoek de onderwerpen.
Hoera! Boris is net jarig geweest. Ze werd 10 jaar. Nu is ze al een aardig oude hond geworden. Nog steeds is het beestje mijn lievelingsdier. Ik hoop dat ze nog heel lang meegaat. 

Slide 10 - Tekstslide

Schrijf de volgende werkwoorden in de tegenwoordige tijd.
ik …… - helpen


Slide 11 - Tekstslide

Schrijf de volgende werkwoorden in de tegenwoordige tijd.
hij …… - vinden



Slide 12 - Tekstslide

Schrijf de volgende werkwoorden in de tegenwoordige tijd.
hij …… - werken



Slide 13 - Tekstslide

Schrijf de volgende werkwoorden in de tegenwoordige tijd.
…… je? - lopen


Slide 14 - Tekstslide

Schrijf de volgende werkwoorden in de tegenwoordige tijd.
ik …… - maaien


Slide 15 - Tekstslide

Sterk of zwak werkwoord? 
lopen

Slide 16 - Tekstslide

Sterk of zwak werkwoord? 
gaan

Slide 17 - Tekstslide

Sterk of zwak werkwoord? 
werken

Slide 18 - Tekstslide

Vul het werkwoord in de verleden tijd in. 
De verdediger (schieten)…..................................de bal totaal verkeerd. 

Slide 19 - Tekstslide

Vul het werkwoord in de verleden tijd in. 
Op internet (verkopen)…..... .................................mijn vader een nieuw drumstel. 

Slide 20 - Tekstslide

Vul het werkwoord in de verleden tijd in. 
Met een vies gezicht (spugen) …........ ............ze al het eten weer uit. 

Slide 21 - Tekstslide

Vul het werkwoord in de verleden tijd in. 
Gijs (maken) ………………………………… een mooie tekening. 

Slide 22 - Tekstslide

Vul het werkwoord in de verleden tijd in. 
Ik (besteden)……………………………….veel geld aan een nieuwe telefoon. 

Slide 23 - Tekstslide

Maak een zin in de verleden tijd.
Gebruik het zwakke werkwoord ‘voetballen’.

Slide 24 - Tekstslide

Maak een zin in de verleden tijd.
Gebruik het sterke werkwoord ‘eten’.

Slide 25 - Tekstslide

Vul het voltooid deelwoord in bij de volgende zinnen. 
Afgelopen zondag heb ik feest (vieren) …........................


Slide 26 - Tekstslide

Vul het voltooid deelwoord in bij de volgende zinnen. 
Max had een mogelijkheid om te winnen (ontdekken)...........................


Slide 27 - Tekstslide

Vul het voltooid deelwoord in bij de volgende zinnen. 
Wat is er tijdens de les allemaal (bespreken)…..............................................?

Slide 28 - Tekstslide

Noteer de juiste vorm van het werkwoord. 
Een coureur (crashen) …............................ zondag met zijn raceauto.


Slide 29 - Tekstslide

Noteer de juiste vorm van het werkwoord. 
Zaterdagochtend heb ik drie uur (gamen)…..............................................


Slide 30 - Tekstslide

Dat was 'm!
Wat voor cijfer ga je morgen halen?

Slide 31 - Tekstslide