3.1b | Groter dan en kleiner dan | ALDJ

• Wiskunde
• Middelbare school
• vmbo k, g, t
• Leerjaar 1

    Welkom bij wiskunde!

Vandaag  Groter dan en kleiner dan

Pak je leerboek, werkboek en schrift.

oefenen 

uitleg 

  lesprogramma

Getallenlijn van positieve en negatieve getallen

Groter dan, kleiner dan en is gelijk aan

Welk teken gebruik je?

voorkennis 

Huiswerkopdrachten

aan de slag 

📏

Voorkennisopdracht

✏️

📒

Getallenlijn

Getallenlijn

voorkennis 

Teken een getallenlijn met de getallen -5 tot en met 5.

Zet de volgende getallen erbij. Geef met streepjes aan waar ze liggen.

Welk van de getallen hierboven is het grootst?

Welk van de getallen hierboven is het kleinst?

a

b

c

d

2,25     -2,25     -0,3     -3,5     -0,7     3,6

-5

0

5

Uitleg

Groter dan, kleiner dan en is gelijk aan

leerdoelen 

Wat leer je deze les?

  Je kunt de tekens voor groter dan, kleiner dan
  en is gelijk aan gebruiken.

Groter dan, kleiner dan en is gelijk aan

uitleg 

Er bestaan tekens voor is groter dan, is kleiner dan en is gelijk aan.

<	is kleiner dan
>	is groter dan
=	is gelijk aan

Groter dan, kleiner dan en is gelijk aan

uitleg 

Er bestaan tekens voor is groter dan, is kleiner dan en is gelijk aan.

<	is kleiner dan
>	is groter dan
=	is gelijk aan

-5

0

5

1,7

___

___

___

3,2

-1,5

Groter dan, kleiner dan en is gelijk aan

uitleg 

Er bestaan tekens voor is groter dan, is kleiner dan en is gelijk aan.

<	is kleiner dan
>	is groter dan
=	is gelijk aan

-5

0

5

1,7

___

___

___

3,2

-1,5

-1,5 ...... 1,7

-1,5 ...... -5

3,2 ...... 1,7

5 ...... -1,5

-5 ...... -1,5

Groter dan, kleiner dan en is gelijk aan

uitleg 

Er bestaan tekens voor is groter dan, is kleiner dan en is gelijk aan.

<	is kleiner dan
>	is groter dan
=	is gelijk aan

-5

0

5

1,7

___

___

___

3,2

-1,5

-1,5 ...... 1,7

-1,5 ...... -5

3,2 ...... 1,7

5 ...... -1,5

-5 ...... -1,5

Hoe verder naar links op de getallenlijn, hoe kleiner het getal is.

Oefenen

Opdracht 9 (leerboek p. 105)

📝

Deze les maak je:

Opdracht 9, 10, 11 en 12 (leerboek p. 105)

Welk teken gebruik je?

oefenen 

a

b

c

Opdracht 9 (leerboek p. 105)

d

e

f

g

h

i

3 ... 5

0,4 ... 4

-1 ... 5

-4 ... 3

5 ... -4

0,5 ... 0,6

-0,25 ... -0,75

-4,2 ... -4,6

-3,5 ... -3,65

aan de slag! 

WAT

HOE

HULP

TIJD

RESULTAAT

Maak opdracht 9, 10, 11 en 12 van paragraaf 3.1 (leerboek p. 105).

Zelfstandig. Maak de opdrachten in je schrift en werkboek (p. 17).

Gebruik het theorieblok Groter dan en kleiner dan (leeroek p. 104).

10 minuten

Je kunt de tekens voor is groter dan, is kleiner dan en is gelijk aan toepassen.

KLAAR?

Maak de rekenbreak van paragraaf 3.1 (leerboek p. 105).

leerdoelen 

Wat leer je deze les?

  Je kunt de tekens voor groter dan, kleiner dan
  en is gelijk aan gebruiken.

Huiswerk voor volgende les

Maak opdracht 10 en 12 van paragraaf 3.1

 (leerboek p. 105).

Volgende les

Plaatsbepaling met Google Maps!