Periode III Herhaling Materie

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Bij punt 4: het gaat hier om stoffen in dezelfde fase.  (Vast, vloeibaar of gas.
In elke fase nemen de moleculen van diverse stoffen dus ongeveer evenveel ruimte (V) in, de massa van de moleculen / atomen bepaalt de totale massa en dus de dichtheid.

Slide 2 - Tekstslide

Hoe groot is de dichtheid
van aluminium?

Slide 3 - Woordweb

Waarom zet (bijna) elke stof uit wanneer de temperatuur van de stof stijgt?
Wat heeft dit voor het gevolg voor de dichtheid van de stof?

Slide 4 - Tekstslide

Waar is de druk van een gas
van afhankelijk (in woorden).

Slide 5 - Woordweb

Gasdruk
  • Hoe hoger de temperatuur (T), hog hoger de druk.
  • Hoe groter het volume (V), hoe lager de druk.
  • Hoe meer massa / deeltjes (n), hoe hoger de druk

Stel zelf een formule op voor de (gas) druk.
p = (V, T, n)

Slide 6 - Tekstslide

p = (V, T, n)

Slide 7 - Woordweb

Slide 8 - Tekstslide

Gaswet
Gaat het om twee verschillende situaties, dan geldt:
p1 V1 / n1 T1 = p2 V2 / n2 T2
n is vaak constant.
Bij constante T geldt: p V = constant
Bij constante p geldt: V / T = constant
Bij constante V geldt: p / T = constant
Voor de druk van een gas geldt ook: p = F / A

Slide 9 - Tekstslide

Sorteer op druk van hoog naar laag.
Bijv "ABCD"

Slide 10 - Woordweb

Sorteer op T van hoog naar laag
Bijv "ABCDE"
Ga uit van situatie D (Vo en po)

Slide 11 - Woordweb

Slide 12 - Tekstslide

Wat is de eenheid van σ? Wat is de eenheid van ε?
Wat is de eenheid van E?

Slide 13 - Tekstslide

Wat is in de figuur hiernaast de letter D.
A
de oppervlakte (A)
B
de beginlengte (lo)
C
de kracht (F)
D
de lengteverandering (Δl)

Slide 14 - Quizvraag

Wat is in de figuur hiernaast de letter B.
A
de oppervlakte (A)
B
de beginlengte (lo)
C
de kracht (F)
D
de lengteverandering (Δl)

Slide 15 - Quizvraag

Wat is in de figuur hiernaast de letter A.
A
de oppervlakte (A)
B
de beginlengte (lo)
C
de kracht (F)
D
de lengteverandering (Δl)

Slide 16 - Quizvraag

Wat is in de figuur hiernaast de letter C.
A
de oppervlakte (A)
B
de beginlengte (lo)
C
de kracht (F)
D
de lengteverandering (Δl)

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Tekstslide

Treksterkte (BINAS) = die spanning waarbij het materiaal niet meer elastich maar plastisch vervormt.
Waarom daalt de grafiek zodra er insnoering plaatsvindt?
Wat stelt de steilheid van de ε,σ- grafiek voor?

Slide 19 - Tekstslide

Leg uit dat bij het toenemen van de temperatuur (bijna) alle stoffen uitzetten.
Wat heeft dit tot gevolg voor de dichtheid van de stof?

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Wat is de soortelijke warmte van koper?

Slide 22 - Woordweb

Stoffen met een lage dichtheid hebben in de regel een grote soortelijke warmte.
Stoffen met een lage dichtheid hebben atomen met een lage massa.
Voor één kg (definitie soortelijke warmte) zijn dus VEEL atomen nodig.
 Om deze atomen harder te laten trillen (stijging temperatuur) is dan dus ook VEEL energie nodig.

Slide 23 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen de soortelijke warmte en de warmtecapaciteit?

Slide 24 - Open vraag

Welke 3 vormen van warmte
transport ken je?

Slide 25 - Woordweb

Warmteverlies
Hoe groter het raam (A), hoe meer warmte er per seconde doorheen gaat (P).
Hoe dikker het raam (d), hoe minder warmte er per seconde doorheengaat (P).
Hoe groter het temperatuursverschil binnen en buiten (ΔT), hoe meer warmte er per seconde doorheen gaat (P).

Slide 26 - Tekstslide

Pverlies = (d, A,
deltaT)

Slide 27 - Woordweb

P is het warmtevermogen (W of J/s) - - - - - A is het oppervlakte (m^2)
d is de dikte (m) - - - - - λ is de warmtegeleidingscoëfficient (W m^-1 K^-1)
ΔT is het temperatuursverschil binnen - buiten (K of oC)

Slide 28 - Tekstslide

Oefenopgaven
Als je de lesson-up app geinstalleerd hebt, krijg je bij deze opgaven de mogelijkheid om extra uitleg / hints / het antwoord op te vragen.

Slide 29 - Tekstslide

Aan een enkel stuk elastiek van 35 cm lang en 7,5 mm dik (ronde doorsnede), wordt een massa van 250 g gehangen. Hoe lang wordt het elastiek hierdoor? Neem voor de elasticiteitsmodulus de laagste waarde die bij rubber staat.
Schrijf druk als 'o' en relatieve rek als 'e' en delta l als 'deltal'

Slide 30 - Open vraag