Aangeven met een komma. Wanneer?- Altijd bij een opsomming (Eva, Jens, Vincent en Jasper).
- Tussen twee zinnen die samen in één zin staan (let op persoonsvorm). En tussen twee persoonsvormen.
(Gisteren hadden we vrij, vandaag hebben we school. Toen we vrij hadden, gingen we zwemmen
- Voor een voegwoord (Deze telefoon is duur, maar die is nog duurder.)