Hoofdletters en interpunctie BBL

 Hoofdletters en interpunctie
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

 Hoofdletters en interpunctie

Slide 1 - Tekstslide

als je zinnen opschrijft is het handig dat je daarbij let op hoe je die zinnen opschrijft het is erg handig om hoofdletters en leestekens te gebruiken doe je dat niet krijg je zinnen en teksten die moeilijker te lezen zijn je moet de hele tijd gaan puzzelen waar een zin begint en ophoudt en waar bijvoorbeeld namen staan als je deze tekst leest zul je dat wel begrijpen daarom gaan we vandaag kijken hoe je dat moet doen

Slide 2 - Tekstslide

Je gebruikt een hoofdletter
  • Aan het begin van elke zin!

en bij
  • Namen van personen;
  • Aardrijkskundige namen (en afleidingen daarvan);
  • Namen van bedrijven, organisaties en merken. 
  • Feestdagen

Slide 3 - Tekstslide

nog even de theorie....

Slide 4 - Tekstslide

Zinnen...
...beginnen met een hoofdletter  en 
eindigen met een punt (of vraagteken of uitroepteken)              . ? !

Slide 5 - Tekstslide

Vraag- en uitroepteken
  • Een gewone zin eindigt met een punt     .

  • Een vraag eindigt met een vraagteken   ?

  • Als je een zin wilt  benadrukken zet je een uitroepteken  !

Slide 6 - Tekstslide

Leespauzes
Aangeven met een komma.   
Wanneer?
- Altijd bij een opsomming (Eva, Jens, Vincent en Jasper).
- Tussen twee zinnen die samen in één zin staan (let op persoonsvorm). En tussen twee persoonsvormen.
    (Gisteren hadden we vrij, vandaag hebben we school. Toen we vrij hadden  gingen we zwemmen
- Voor een voegwoord    (Deze telefoon is duur, maar die is nog duurder.)
,

Slide 7 - Tekstslide

Wat is goed?
A
Pinksteren
B
pinksteren

Slide 8 - Quizvraag

Wat is goed?
A
Piet zei: "ik wil naar huis".
B
Piet zei: "Ik wil naar huis."

Slide 9 - Quizvraag

Voor de volgorde van de punt en het aanhalingsteken geldt de zogenoemde elda-regel: eerst leesteken, dan aanhalingsteken (of afhalingsteken):

Hij zei: "Dat is waar."
Hij vroeg: "Is dat waar?"
Hij riep: "Dat is toch niet waar!"

Slide 10 - Tekstslide

Wat is goed?
A
Mevrouw Van Dijk
B
Mevrouw van Dijk

Slide 11 - Quizvraag

Wat is goed?
A
Paashaas
B
paashaas

Slide 12 - Quizvraag

Wat is goed?
A
We fietsen naar noord-groningen.
B
We fietsen naar Noord-Groningen.
C
We fietsen naar noord-Groningen.

Slide 13 - Quizvraag

Wat is goed?
A
Kerst
B
kerst

Slide 14 - Quizvraag

Altijd maar 1 ? of !

Slide 15 - Tekstslide

Vanavond ga ik lezen x Ik heb mijn boek bijna uit y

Wat komt er op de plaats van x en y?
A
? .
B
. .
C
. !
D
. ?

Slide 16 - Quizvraag

Schrijf over met hoofdletters en leestekens:

omdat de zon schijnt gaan piet en ahmed naar het terras ze gaan lekker in de zon zitten

Slide 17 - Open vraag

Omdat de zon schijnt, gaan Piet en Ahmed  naar het terras. Ze gaan lekker in de zon zitten.

Slide 18 - Tekstslide

Schrijf over met hoofdletters en leestekens:

gaan jullie naar de winkel wil je voor mij brood meenemen

Slide 19 - Open vraag

Gaan jullie naar de winkel? Wil je voor mij brood meenemen?

Slide 20 - Tekstslide

Meer weten?
Samengevat  blz. 116 t/m 120
Beter Spellen

Slide 21 - Tekstslide

Geef jezelf een cijfer tussen 1 en 10 voor het gebruiken van hoofdletters en leestekens. Hoe goed kun je het?
110

Slide 22 - Poll

En nu in een tekst de leestekens zetten
  • Pak een blaadje. 
  • Lees de tekst en bedenk welke leestekens er op de open plaatsen moeten.
  • Noteer alleen de leestekens. 
  • Daarna  samen nakijken
  • 2 minuten de tijd

Slide 23 - Tekstslide

timer
2:00

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Meer weten? Kijk bij Beterspellen.nl

Slide 26 - Tekstslide

Was deze les nuttig voor jou?
😒🙁😐🙂😃

Slide 27 - Poll

(huiswerk)opdracht
Plaats in de volgende tekst de hoofdletters en punten.
Succes!

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide