T0 natuurkunde paragraaf 1.1 krachten

T0 krachten deel 1
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

T0 krachten deel 1

Slide 1 - Tekstslide

Starter for "Ten"

Neem voor je je schrift, pen, rekenmachine. Ga de opdrachten rustig en alleen maken. Aan het eind van de les komen de antwoorden.

  1. Reken om, 1200 mW = ... W;  4,5 kW = ... W;  3 ml =  ... cl
  2. Reken uit met een volledige berekening: Een auto rijdt met een snelheid van 90 km/h. Hoeveel kilometer heeft de auto afgelegd na 210 minuten?
  3. Leg uit wat het smeltpunt is.

Slide 2 - Tekstslide

Kennenlijst
  • Wat is een kracht?
  • Wat is de uitwerking van een kracht
  • Verschillende soorten krachten
  • Het tekenen van een kracht
  • De zwaartekracht

Slide 3 - Tekstslide

Kunnenlijst

Slide 4 - Tekstslide

Wat is een kracht?

Bij de natuurkunde wordt veel gesproken over krachten.

Het symbool voor kracht is de hoofdletter F (Force).


Krachten worden uitgedrukt in de eenheid Newton (N).

Dus als je een antwoord hebt over kracht komt de hoofdletter N achter het getal.


Slide 5 - Tekstslide

Wat is een kracht?

De kracht geeft aan hoeveel energie op een bepaald punt wordt geleverd.


Een specifieke kracht is het gewicht. Het gewicht is de kracht waarmee een voorwerp wordt tegengehouden door zijn ondersteuning.

Dus zonder gewicht zou jij door de zwaartekracht door de vloer zakken.




Slide 6 - Tekstslide

Wat is een kracht?

Het gewicht is afhankelijk van je massa (hoeveel kilogram) en de aantrekkingskracht van de planneet.


De aantrekkingskracht wil zeggen hoe hard er aan iedere kilogram wordt getrokken.

Op aarde is dat (afgerond) 10 N/kg

Dus aan elke kilogram wordt met 10 N getrokken




Slide 7 - Tekstslide

Wat is een kracht?

Het gewicht kun je uitreken met de formule:

Fg = m . g  (m = massa in kg; g = de aantrekkingskracht = 10N/kg).


Maak bij de berekening een volledige berekening!

  • vraag (met het symbool)
  • gegevens (in de juiste eenheid)
  • formule (eventueel omgezet)
  • ingevulde formule (sommetje)
  • antwoord met juiste eenheid




Slide 8 - Tekstslide

Het gewicht is een kracht.
Wat is de eenheid van gewicht?
A
kg
B
N
C
F

Slide 9 - Quizvraag

Bereken het gewicht op aarde van een olifant met een massa van 5000 kg
A
500 N
B
5000 N
C
50 000 N
D
500 000 N

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de uitwerking van een kracht

Een kracht zelf kun je niet zien.

We weten dat hij er is maar we zien hem niet.


Denk aan de zwaartekracht die ervoor zorgt dat als je iets laat vallen het naar beneden valt


Slide 11 - Tekstslide

Wat is de uitwerking van een kracht

Wel kunnen we zien wat de uitwerking van de kracht is. De gevolgen van de kracht zijn te zien.

Als je iets laat vallen gaat hij ergens heen bewegen met een steeds groter wordende snelheid. En op de grond kan het kapot gaan.


De uitwerkingen zijn:

  • veranderen van richting
  • veranderen van snelheid
  • veranderen van vorm

Slide 12 - Tekstslide

Verschillende soorten krachten

Er bestaan veel verschillende soorten krachten. De meeste zijn terug te herleiden in wat ze doen of wat de kracht veroorzaakt:

  • Windkracht
  • Motorkracht
  • Spierkracht
  • Spankracht
  • Veerkracht

Slide 13 - Tekstslide

Verschillende soorten krachten

De krachten die we veel gebruiken:

Zwaartekracht ( Fz) de kracht waarmee een planneet aan een voorwerp trekt.

Spankracht (Fs) de kracht in een touw of snaar.

Magnetische kracht, de kracht waarmee een magneet aan een andere magneet of een stuk ijzer trekt.

Gewicht (Fg) die is al besproken.

Slide 14 - Tekstslide

Het tekenen van een kracht

Een kracht kunnen we tekenen door middel van een pijl.

  • De pijl heeft een richting (waar wijst de punt heen)
  • De pijl heeft een grootte (met de schaal kun je de kracht uitrekenen)
  • De pijl heeft een aangrijpingspunt (waar begint de pijl, daar werkt de kracht ook.)

Slide 15 - Tekstslide

Het tekenen van een kracht

Kijk naar de pijlen.

De smurfen hebben het touw vast dus daar begint de kracht = aangrijpingspunt.

De sterkste smurf heeft de grootste pijl

De pijlpunten wijzen naar de richting waarop ze smurfen.

Slide 16 - Tekstslide

De zwaartekracht

Net als het gewicht hangt de zwaartekracht ook af van de aantrekkingskracht (g) en de massa (m).

De zwaartekracht is de kracht waarmee de aarde aan jou trekt, en je gewicht is jouw kracht waarmee je je afzet op je ondergrond.

Deze twee krachten zijn evengroot en daardoor in evenwicht.

Je gaat niet omhoog en niet naar beneden.

Slide 17 - Tekstslide

De zwaartekracht

Maar is er geen ondersteunend vlak (oeps)


dan is de zwaartekracht de enige kracht die aan je trekt en ga je naar beneden.

Slide 18 - Tekstslide

De zwaartekracht

Als je de zwaartekracht moet tekenen teken je altijd een pijl naar beneden.

Het aangrijpingspunt is in het midden van het figuur.


Dit punt noemen we het zwaartepunt.

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Quizvragen

Neem je telefoon (of je laptop) er bij.

Ga naar lesson-up (leerling) en type de code in.

gebruik je eigen naam.


Let op per vraag heb je 10 seconde de tijd dus moet je snel reageren.

Slide 21 - Tekstslide

Wat is het symbool voor kracht?
A
K
B
F
C
k
D
f

Slide 22 - Quizvraag

Wat is de eenheid van kracht?
A
kg
B
F
C
N
D
m

Slide 23 - Quizvraag

Met welk figuur kun je een kracht tekenen
A
pijl
B
rondje
C
spiraal
D
vierkantje

Slide 24 - Quizvraag

Je wilt een kracht tekenen van 30 N.
De schaal is 1 cm = 5N
Hoelang wordt de pijl?
A
5 cm
B
30 cm
C
150 cm
D
6 cm

Slide 25 - Quizvraag

Hoe heet het aangrijpingspunt van de zwaartekracht?
A
zwaartepunt
B
gewichtspunt
C
aantrekkingspunt

Slide 26 - Quizvraag

Bereken het gewicht van een kist met een massa van 20 kg
A
2 N
B
200 N
C
20 kg
D
200 kg

Slide 27 - Quizvraag

Bereken de massa in kg van een voorwerp met een massa van 55 gram
A
55 000 kg
B
5,5 kg
C
0,055 kg
D
0,000055kg

Slide 28 - Quizvraag

De laatste vraag:
Bereken het gewicht van een voorwerp met een massa van 10 gram
A
0,1 N
B
1 N
C
10 N
D
100 N

Slide 29 - Quizvraag

Huiswerk

Maken van de vragen van paragraaf 1.1

Invullen kennenlijst paragraaf 1.1


Leren paragraaf 1.1

Doornemen kunnenlijst paragraaf 1.1

Maken samenvatting of mindmap paragraaf 1.1

Vragen verzinnen voor de docent


Slide 30 - Tekstslide

Starter for "Ten"  (antwoorden)

-1-Reken om, 1200 mW = 1,2 W;  4,5 kW = 4500 W;  3 ml =  0,3 cl

-2-Reken uit met een volledige berekening: Een auto rijdt met een snelheid van 90 km/h. Hoeveel kilometer heeft de auto afgelegd na 210 minuten?

  • vraag: afstand
  • gegevens: snelheid = 90 km/h ; tijd = 210 minuten = 3,5 uur
  • formule: afstand = snelheid x tijd
  • formule invullen: afstand = 90 x 3,5 =  
  • antwoord met eenheid: afstand = 315 km

-3-Leg uit wat het smeltpunt is.

Het smeltpunt is een temperatuur waarbij een vaste stof smelt.

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Video

Slide 33 - Video