La tâche de débutPrenez page 90 de votre livre de vous et traduisez les phrases suivantes dans votre cahier. Vous avez 15 minutes.
1. Heb jij een zusje en een broer?
2. Hoe heten zij?
3. Zij zijn gescheiden.
4. Hebben jullie een huisdier?
5. Ja, wij hebben een vis en een konijn.
6. Zij heten Puck en Flappie.
7. Wat vind jij leuk om te doen?
8. Ik vind het leuk om te gamen.
Fini? Répétez les mots A et B à la page 89!