In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Een werkwoord kan vertellen wat iemand nu doet of wat er nu gebeurt.
Een werkwoord kan ook vertellen wat iemand gedaan heeft of wat er al is gebeurd.
Zo meteen krijg je 4 zinnen.
Jij zet de zin in de andere tijd.
Dus: van tegenwoordige tijd naar verleden tijd.
of
van verleden tijd naar tegenwoordige tijd.
persoonsvorm:
- kun je in de tegenwoordige tijd en de verleden tijd schrijven.
- staat vooraan in de zin bij een vraagzin.
- staat er 1 werkwoord in de zin, dan is dat automatisch de persoonsvorm