Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Test diagnostique Les voyages H/VWO
Test diagnostique grammaire
- Passé composé met être/avoir
- in/naar voor plaatsen en landen
- Werkwoorden op -er, -ir, re
1 / 25
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
In deze les zitten
25 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Test diagnostique grammaire
- Passé composé met être/avoir
- in/naar voor plaatsen en landen
- Werkwoorden op -er, -ir, re
Slide 1 - Tekstslide
Passé composé
Zet het werkwoord tussen haakjes in de passé composé. Gebruik
avoir
of
être
en denk waar nodig aan de uitgangen bij het voltooid deelwoord!
Slide 2 - Tekstslide
Aandachtspunten vooraf:
1. Moet je être of avoir gebruiken?
2. Is het voltooid deelwoord regelmatig of onregelmatig?
3. Krijg je een extre -e/-s achter het voltooid deelwoord of niet?
Slide 3 - Tekstslide
En 2010, elle (habiter) ___ __________ en France.
Slide 4 - Open vraag
La semaine dernière, elles (rester) ___ ________ à la maison
Slide 5 - Open vraag
Jules (trouver) ___ ________ ses jeans
Slide 6 - Open vraag
Tu (passer) _ ___________ de bonnes vacances?
Slide 7 - Open vraag
J'/Je (être) ___ ____________ à Bruxelles avec mes amis.
Slide 8 - Open vraag
In/naar voor steden/landen
Kies uit: à, en, au, aux
Wanneer gebruikt je ook alweer welk voorzetsel?
Slide 9 - Tekstslide
Vous (aller) ____ ________ à l'école hier?
Slide 10 - Open vraag
Québec est une ville _____ Canada
A
à
B
en
C
au
D
aux
Slide 11 - Quizvraag
______ Toulouse, il fait beau aujourd'hui.
A
à
B
en
C
au
D
aux
Slide 12 - Quizvraag
Mon rêve est d'aller _______ Etats-Unis.
A
à
B
en
C
au
D
aux
Slide 13 - Quizvraag
Dans quelques semaines, je vais partir _______ Italie avec mes parents.
A
à
B
en
C
au
D
aux
Slide 14 - Quizvraag
Il y a beaucoup de touristes _____ Montpellier en été
A
à
B
en
C
au
D
aux
Slide 15 - Quizvraag
_______ Chine, ils parlent chinois.
A
à
B
en
C
au
D
aux
Slide 16 - Quizvraag
Les verbes en -er, -ir,
-re
in de présent of de passé composé
Schrijf de juiste vormen op van de werkwoorden tussen haakjes in de présent of de passé composé
Slide 17 - Tekstslide
Chaque jour, il (prendre, présent) _______ le train pour aller au travail.
Slide 18 - Open vraag
Chaque jour, il (partir, présent) _______ tôt pour aller au travail.
Slide 19 - Open vraag
Et moi, je/j' (acheter, passé composé) ____ ____du pain chez le boulanger.
Slide 20 - Open vraag
Elles (sortir, présent) _______ souvent le week-end.
Slide 21 - Open vraag
Tu (partir, passé composé) ______ ______ où ?
Slide 22 - Open vraag
Elles (aller, passé composé) ne ____ pas ___________.
Slide 23 - Open vraag
Avant de répondre, elle (penser, passé composé) _____ ______ un instant.
Slide 24 - Open vraag
Fin!
Dit was de diagnostische toets. Welk(e) grammatica-onderwerp(en) vind je nog lastig? Kijk nog eens naar de theorie
in je boek!
Slide 25 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
Test diagnostique grammaire h2a
Oktober 2020
- Les met
24 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Ch.? - Test diagnostique grammaire h2
Maart 2020
- Les met
23 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Test diagnostique grammaire 2h2 Blok 2
Januari 2021
- Les met
27 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Test diagnostique grammaire h2a
Februari 2023
- Les met
33 slides
Frans
Middelbare school
havo
herhaling kwt
April 2021
- Les met
24 slides
Test diagnostique SO U1
Oktober 2023
- Les met
38 slides
Frans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
V2 Yu2 Présent + Passé Composé être/avoir/-er/faire/aller
16 dagen geleden
- Les met
23 slides
Frans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Unité 1- voltooide tijd met être
Oktober 2024
- Les met
22 slides
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2