3V - Les 47 - STG

3V4/1 - 14 de febrero, 2022 - STG
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

3V4/1 - 14 de febrero, 2022 - STG

Slide 1 - Tekstslide

Programa
  1. Planning periode 3
  2. ¿Palabras interrogativas?
  3. Verschil tussen Qué en Cuál
  4. Oefenen voor SO morgen
  5. Deberes

Slide 2 - Tekstslide

Planning periode 3
SO voca + lezen - Formatief --> Dinsdag 15 februari
SO Unidad 2 (boek 2) - Summatief 2x --> Vrijdag 18 maart
TAALDORP - 4/5 april - Summatief 4x -->Maandag 4 april en dinsdag 5 april


Slide 3 - Tekstslide

Welke
´Palabras interrogativas'
ken je nog?

Slide 4 - Woordweb

¿dónde?
waar?
wanneer?
hoe?
waarom?
wie?

¿dónde?

¿por qué?

   ¿cuándo?

 ¿quién?

 ¿cómo?

Slide 5 - Sleepvraag

Kies het juiste vraagwoord.
-¿....viven tus abuelos?
- En Almere.
A
cúando
B
cómo
C
dónde
D
quién

Slide 6 - Quizvraag

Kies het juiste vraagwoord.
- ¿....tenemos biología?
- En la tercer hora (het derde uur).
A
por qué
B
dónde
C
cómo
D
cuándo

Slide 7 - Quizvraag

Kies het juiste vraagwoord.
- ¿....no comes carne?
- porque soy vegetariano.
A
cuándo
B
por qué
C
quién
D
dónde

Slide 8 - Quizvraag

Kies het juiste vraagwoord.
- ¿....es tu hermana?
- Es alta, guapa y muy simpática.
A
dónde
B
por qué
C
cómo
D
cuánto

Slide 9 - Quizvraag

QUÉ / CUÁL- CUÁLES

Slide 10 - Tekstslide

Verschil tussen QUÉ en CUÁL
¿Cuál o Cuáles?

Slide 11 - Tekstslide

Kies uit "qué- cuál -cuáles"
- ¿... es tu casa?

A
cuáles
B
cuál
C
qué

Slide 12 - Quizvraag

-¿....días practicas natación?

A
qué
B
cuál
C
cuáles

Slide 13 - Quizvraag

¿.... son tus libros?
A
cuál
B
cuáles
C
qué

Slide 14 - Quizvraag

¿.... es la capital de Argentina?
A
cuál
B
qué
C
cuáles

Slide 15 - Quizvraag

¿.... asignaturas tenemos hoy?
A
cuáles
B
qué
C
cuál

Slide 16 - Quizvraag

Quién / Quiénes
Cuánto/s - cuántas

Slide 17 - Tekstslide

¿..... es tu madre?
A
quién
B
quiénes

Slide 18 - Quizvraag

¿.... son tus compañeros de clase?
A
quién
B
quiénes

Slide 19 - Quizvraag

¿..... ingredientes lleva la paella?
A
cuántas
B
cuánto
C
cuántos

Slide 20 - Quizvraag

¿.... cuestan las hamburguesas de queso?
A
cuánto
B
cuántos
C
cuánta

Slide 21 - Quizvraag

¿... harina lleva la receta del pan?
A
cuánto
B
cuánta
C
cuántos

Slide 22 - Quizvraag

Deberes
Maken: Opdrachten bij vraagwoorden
                                                        
                                                         VOOR SO!!
Leren: Woordenlijst 2.1/2.2/2.3 (NL--> SP)
                        + roze werkwoordenblad WW 25-50 (SP --> NL)

Oefenen: Lezen (online) Paso Adelante

Slide 23 - Tekstslide

Leestekst voor SO dinsdag
Stap 1: ga naar online leergang Paso Adelante
Stap 2: Ga naar boek 2 --> Hoofdstuk C2 
Stap 3: Ga naar C Leer
Stap 4: Maak opdracht 9A t/m 11E
Stap 5: Controleer jezelf na het geven van elk antwoord

Slide 24 - Tekstslide

Estar + gerundio
Wat?

Gebruik je om te zeggen dat iets nu aan de gang is of dat iemand nu ergens mee bezig is.



Nederlands (aan het … zijn): 
Merel en jij zijn Spaans aan het leren.  / Mara is muziek aan het luisteren.

Engels (to be + ww-ing):
Merel and you are learning Spanish. / Mara is listening to music.

Spaans (estar + gerundio):
Merel y tú estáis aprendiendo español. / Mara está escuchando música.

Slide 25 - Tekstslide

Estar + gerundio
Hoe?

Stap 1: Onderstreep het onderwerp
Stap 2: Kies de juiste vorm van het werkwoord ESTAR.
Stap 3: Je maakt de stam van het werkwoord dat je nodig hebt
 (hele werkwoord MIN AR / ER / IR)
Stap 4: Zet achter de stam van werkwoorden eindigen op –AR: ANDO, en achter de stam van de werkwoorden die eindigen op –ER en –IR: IENDO

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide



Gerundios irregulares:
 decir  = diciendo
 venir = viniendo
 dormir = durmiendo
 pedir = pidiendo
 leer = leyendo
 ir = yendo




¡EXTRA!
Wederkerende werkwoorden kunnen voor de vorm van estar staan, of achter de Gerundio:
- Me estoy duchando.
                  OF
- Estoy duchándome.

¡OJO!

Slide 28 - Tekstslide

1. Laura (hablar) .... por el móvil con su madre.

Slide 29 - Open vraag

2. Hola Rosa, ¿qué (pensar) ...?

Slide 30 - Open vraag

3. Mis amigos (ver) ... las series de Netflix.

Slide 31 - Open vraag

4. Yo (escribir) ... un mensaje en WhatsApp.

Slide 32 - Open vraag

5. María (ducharse) ....

Slide 33 - Open vraag

Vertaal:
1. Yo me estoy poniendo los zapatos

Slide 34 - Open vraag

Vertaal:
2. Hola Juan, ¿qué estás haciendo?

Slide 35 - Open vraag