Beeldende begrippen

Beeldende vormgeving
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
Beeldende vormingMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Beeldende vormgeving

Slide 1 - Tekstslide

Vormgevingsaspecten. Wat zijn dat?
Vormgeving zegt iets over de vorm zelf. Maar het kan ook het geven van een vorm.

Een aspect betekent een onderdeel of kant van een object.


Slide 2 - Tekstslide

Aspecten
Bij aspecten kan je het hebben over lijn, kleur, vorm, ruimte, licht en compositie. 

Dit zijn belangrijke beeldende aspecten. Het kan iets zeggen over het beeld wat je ziet. 

Slide 3 - Tekstslide

Wat weten jullie al?
We gaan een actief oefenrondje doen over wat voor beeldende aspecten jullie allemaal kennen. 

Het maakt niet uit of het fout is. Het is om te oefenen

Vorm groepjes van 4

Slide 4 - Tekstslide

Aspect kleur
1. Symbolisch kleurgebruik: Kies een voorwerp uit het lokaal met een kleur. Waar staat deze kleur voor?. Geef hier betekenis aan. We gaan het overleggen in de klas.



Slide 5 - Tekstslide

Aspect kleur
Expressief kleurgebruik gaat over het uitdrukken van gevoelens. Kunstenaars doen dat met kleur.

Symbolisch gebruik: kleur kan een betekenis hebben, zoals geel staat voor licht en energie.

Warm - koudcontrast oranje, rood en geel zijn warme kleuren. Blauwe, paarse en groene kleuren zijn koude kleuren. Als je deze naast elkaar zet krijg je een duidelijke tegenstelling van kleuren.

Slide 6 - Tekstslide

Aspect Licht 
1. Zoek met je groepje een natuurlijk licht en een kunstmatig licht

Slide 7 - Tekstslide

Aspect licht
Licht wordt gebruikt om verschillende vormen te highlighten of ergens diepte in te brengen.

Een natuurlijk licht is bijvoorbeeld de zon of het licht van een bliksemflits. Kunstlicht is het licht niet van een natuurlijke bron maar bijvoorbeeld van een kaars of lamp.

Licht-donker contrast is het verschil tussen licht en donker. De lichte delen in een kunstwerk trekken de aandacht

Slide 8 - Tekstslide

Vorm
1. Ga opzoek naar een organische vorm en een geometrische vorm

Slide 9 - Tekstslide

Aspect vorm

Ruimtelijk is een woord wat we gebruiken om te vertellen dat iets diepte heeft. Dit kan door technieken als omklapping, licht/donker, groot/klein, 3D en perspectief.

Bij abstract kan je meestal niet zien wat het werk voorstelt. 

Figuratief betekent dat je wel ziet wat er is afgebeeld. Dat hoeft niet altijd een heel gedetailleerd schilderij te zijn. Maar aan de duidelijke kenmerken kan je wel zien wat het voorstelt. 

Geometrische vormen: Vormen zoals rechthoeken, vierkanten, driehoeken en cirkels.
Organische vormen: Zijn vormen die vloeiende en golvende bewegingen hebben.



Slide 10 - Tekstslide

Ruimte
1. Maak een grappige scene met je groepje over het aspect "Overlapping"

Slide 11 - Tekstslide

aspect ruimte
Bij afsnijding valt een stukje van de voorstelling buiten het kader. Dit kan je soms zien bij een schilderij.

Overlapping is een techniek om iets diepte te geven. Je zet het een voor het ander.



Slide 12 - Tekstslide

Compositie
1. Maak het aspect ''Overall'' duidelijk door het uit te beelden met stiften

Slide 13 - Tekstslide

Aspect compositie

Is hoe je iets neerzet en ordent.

Symmetrie zijn twee helften die elkaars spiegelbeeld vormen

Asymmetrie is het tegenovergestelde van symmetrie. Je kan het niet spiegelen.

Overall is een compositie die zonder enige rangorde is geplaatst. Het hele beeldvlak is dan ook gevuld




Slide 14 - Tekstslide

Aspect structuur 

Structuur is het geraamte van een mens of dier of ding. Om iets goed uit te beelden heb je een structuur nodig

Textuur is het materiaal wat je kan voelen


Slide 15 - Tekstslide

aspect standpunt

Waar wil je dat het onderwerp staat. Vooraan helemaal achterin? Dit noem je het standpunt

Kikvorsperspectief dan zie je iets van een laag standpunt.

Vogelperspectief dan zie je iets van bovenaf.

Slide 16 - Tekstslide

Aspect Lijn
Een kunstwerk kan uit verschillende lijnen ontstaan. 

Contourlijnen of contour: Lijnen die een omtrek van een vorm maken 

Slide 17 - Tekstslide

kleur
2. warm-koudcontrast: kies uit het lokaal 3 warme kleuren en 3 koude kleuren.

3. Expressief kleurgebruik: Ga een emotie uitdrukken in kleur. Pak daarvoor een voorwerp uit het klaslokaal.

Slide 18 - Tekstslide