Thema 1 basisstof 6 Reductiedeling (meiose)

Thema 1 Organen en Cellen
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Thema 1 Organen en Cellen

Slide 1 - Tekstslide

Waardoor wordt elke dochtercel na afloop van een gewone celdeling net zo groot als de moedercel?
A
Door celdeling
B
Door kerndeling
C
Door plasmagroei

Slide 2 - Quizvraag

Uit hoeveel DNA-ketens bestaat een chromosoom tijdens de plasmagroei?
A
Uit 1 DNA-keten
B
Uit 2 DNA-keten
C
Uit 23 DNA-keten
D
Uit 46 DNA-keten

Slide 3 - Quizvraag

Hoe komt het dat na een gewone celdeling elke dochtercel hetzelfde aantal chromosomen bevat als de moedercel?
A
Dat komt door de celdeling die na de kerndeling plaatsvindt.
B
Dat komt doordat de chromosomen gekopieerd worden.
C
Dat komt doordat er plasmagroei plaatsvindt.
D
Dat komt door spiralisatie van de chromosomen.

Slide 4 - Quizvraag

Slide 5 - Video

Slide 6 - Video

Thema 1 Organen en cellen.
Basisstof 6: reductiedeling (meiose)

1.6.1 Je kunt beschrijven hoe een reductiedeling (meiose) verloopt, wat het doel van de meiose is en wat de kenmerken ervan zijn.
1.6.2 Je kunt de verschillen in de bouw van zaadcellen en eicellen noemen.
1.6.3 Je kunt beschrijven hoe geslachtschromosomen het geslacht van een mens bepalen

Slide 7 - Tekstslide

meiose

Slide 8 - Tekstslide

meisje of jongen?

Slide 9 - Tekstslide

Een geslachtscel is ontstaan uit een
A
Gewone celdeling mitose
B
reductiedeling meiose

Slide 10 - Quizvraag

In de afbeelding is het voortplantingsproces van de mens schematisch weergegeven. De cirkels of delen van de cirkels stellen cellen voor. Bij de mens bevatten lichaamscellen 46 chromosomen.

Welke cirkel stelt een bevruchte eicel voor?

Slide 11 - Open vraag

De kern van een bepaalde cel van een wasbeer (zie de afbeelding) bevat 38 chromosomen.

Is deze cel een geslachtscel, een lichaamscel of is dit niet met zekerheid te zeggen?
A
Deze cel is een geslachtscel
B
Deze cel is een lichaamscel
C
Deze cel kan een geslachtscel of een lichaamscel zijn

Slide 12 - Quizvraag

Huiswerk maken
Thema 1 basisstof 6

Opdracht 1t/m 3 in je boek (BLZ 38)
en
Opdracht 5t/m 7 in je schrift (BLZ 40)

Slide 13 - Tekstslide