Ze zijn koudbloedig.
Ze zijn gewerveld: ze hebben een skelet.
Ze leggen eieren (dit doen ze vaak op het land).
Ze hebben longen waarmee ze adem halen.
Hun huid bestaat uit schubben in een camouflerende kleur.
Ze hoeven veel minder te eten dan zoogdieren omdat ze hun lichaam niet warm hoeven te houden.
Ze leven in gebieden waar andere diersoorten maar moeilijk kunnen overleven.