In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Schooljaar 2023-2024
Slide 1 - Tekstslide
Planning
11.4
Slide 2 - Tekstslide
- Terugblik 11.2
- Uitleg leerdoelen 11.3
- Zelfstandig werken
- Les afsluiting
Huiswerk vrijdag 2 februari
Maken + nakijken opdrachten (deel) 11.3
leren: begrippen
Slide 3 - Tekstslide
Opdracht:
Schrijf de oplosvergelijking van calciumhydroxide op.
Omcirkel het basische ion.
Klaar = Lezen 11.3
Slide 4 - Tekstslide
Antwoord opdracht:
Schrijf de oplosvergelijking van calciumhydroxide op.
Omcirkel het basische ion.
Antwoord
Slide 5 - Tekstslide
Welke stof is een zuur?
A
NaCl (s)
B
MgO (s)
C
HCl (g)
D
CO (g)
Slide 6 - Quizvraag
Wat is het zuur-ion van HNO3 (l)?
A
H+(aq)+NO3−(aq)
B
NO3−(aq)
C
H+(aq)
D
HNO3(l)
Slide 7 - Quizvraag
Welke oplossing is een base?
A
B
C
D
Zowel A, B als C
Slide 8 - Quizvraag
Wat is het basische ion in een oplossing van Kaliumhydroxide (KOH)
A
K+(aq)
B
OH−(aq)
C
H+(aq)
D
KOH(s)
Slide 9 - Quizvraag
Aan het einde van de les kun je vertellen in hoeverre je deze doelen beheerst.
Slide 10 - Tekstslide
Lees blz 109
timer
2:00
Slide 11 - Tekstslide
Welke stof hieronder is een base?
A
HCl (g)
B
AgF (s)
C
MgO (s)
D
NO (g)
Slide 12 - Quizvraag
Sleep de juiste zuur en basische ionen naar het vakje.
Let op: Er blijven ionen over!
Zuur-ion
Basisch-ion
H+
Ag+
Fe3+
OH-
O2-
CO32-
PO42-
S2-
Slide 13 - Sleepvraag
Lees blz 109
timer
2:00
Slide 14 - Tekstslide
Mark doet een experiment. Hij doet een bepaalde hoeveelheid natronloog bij azijnzuur. De pH van de oplossing gaat hierbij van pH 3 naar pH 5.
Welk begrip hoort bij het bovenstaande experiment?
A
Neutraliseren
B
Experimenteren
C
Ontzuren
D
Neerslag-reactie
Slide 15 - Quizvraag
Lees blz 110
timer
2:00
Slide 16 - Tekstslide
Je kunt een zuur/base vergelijking opstellen met een goed oplosbare base.
Slide 17 - Tekstslide
De base Natriumhydroxide wordt bij een zure oplossing gedaan. Schrijf de zuur/base vergelijking op.
Slide 18 - Open vraag
De base Kaliumcarbonaat wordt bij een zure oplossing gedaan. Schrijf de zuur/base oplossing op.
Slide 19 - Open vraag
Tigo doet een experiment, hij doet kaliumcarbonaat bij een zure oplossing. Hoe kan hij zien dat er CO2 (g) ontstaat?
A
Hij ziet een kleurverandering.
B
Hij ziet belletjes omhoog komen.
C
Hij ziet een neerslag ontstaan.
D
Hij kan dit pas zien als hij een indicator toevoegt.
Slide 20 - Quizvraag
Huiswerk donderdag 4 maart:
Maken en nakijken §11.3 vraag 1 t/m 29
Slide 21 - Tekstslide
Lees blz 110 en 111
timer
3:00
Slide 22 - Tekstslide
Je kunt een zuur/base vergelijking opstellen met een slecht oplosbare base.
Slide 23 - Tekstslide
Welke base is slecht oplosbaar?
A
KOH(s)
B
CuO(s)
C
Na2CO3(s)
D
NH3(g)
Slide 24 - Quizvraag
1: Tigo doet een proefje, hij doet zilveroxide in zoutzuur. Welke reactie vind er plaats, maak de vergelijking.
2: Mads doet ook een proefje, hij doet kaliumcarbonaat in zoutzuur. Welke reactie vind er plaats, maak de vergelijking.
Tip 1:
Stap 1: schrijf eerst het zuur-ion op (dit is altijd H+)
Stap 2: Schrijf het basische-ion op.
Stap 3: Wat is de standaard vergelijking?
Tip 2:
Stap 4: Is de base goed oplosbaar? Zo ja dan voldoet de standaard vergelijking. Zo niet schrijf de base met metaalion op voor de pijl en als ion na de pijl.
Stap 5: Maak een kloppende zoutformule (base) voor de pijl.
Stap 6: Maak de vergelijking kloppend
Opdracht:
Klaar? Maak de vragen 1 t/m 29 in je werkboek
Slide 25 - Tekstslide
Opdracht antwoorden:
Klaar? Maak de vragen 1 t/m 29 in je werkboek
Antwoord proefje Tigo
Antwoord proefje Mads
Slide 26 - Tekstslide
Huiswerk donderdag 4 maart:
Maken en nakijken §11.3 vraag 1 t/m 29
Slide 27 - Tekstslide
In hoeverre snap je de leerdoelen en kun je ze toepassen in vragen?