les 8 - 11 maart 2025

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Aujourd'hui c'est jeudi 13 mars

au programme

• présentation francofolies
• lire
• les devoirs 

Présence

tout le monde est présent?

Chapitre 2

C'est si bon!

Objectifs H2

aan het einde van H2, 

Dit hoofdstuk gaat over iets kopen.

Je leert:

- woorden die te maken hebben met eten en drinken en kunt deze gebruiken. 

- een gesprek waarin jongeren iets bestellen op een terras begrijpen. 

- zinnen over eten en drinken schrijven.

- een tekst over een restaurant begrijpen. (lire)

- regelmatige werkwoorden op -er en kunt deze gebruiken. 

- de ontkenning en kunt deze gebruiken. 

Les buts

- Je kent de eetgewoontes in Frankrijk. (A1)

- Je gaat een tijdschriftartikel over winkelen lezen. Aan het eind van deze paragraaf ken je woorden over dit thema en kun je ze gebruiken. (A1)

Le manger en France!

In Frankrijk zijn er vier eetmomenten:

- le petit-déjeuner

- le déjeuner

- le goûter

- le dîner

In een groepje ga je onderzoeken wat zijn deze eetmoment inhouden en je gaat het vergelijken met Nederland.

Leesstrategie

Leesstrategie

1. Onderwerp: titel & plaatjes
   
   
2. Globaal lezen: inleiding & tussenkopjes         ---> voorspellen!
   
   
3. Vragen lezen                                         ---> waar moet je op letten?
   
   
4. Intensief lezen

Qu'est-ce que tu as dans ton sac?

Raphaël est reporter d'Ado magazine. Aujourd'hui, il est dans le centre de Dijon. Il demande à quatre jeunes: qu'est-ce que tu as dans ton sac?

• titel?
• onderwerp?
• soort tekst?

Qu'est-ce que tu as dans ton sac?

Sylvie:   les pizzas du marché

Mathis: la Fnac

Chloé:   Sneaker Planète

Dylan:   les macarons

• VOORSPEL: inhoud alinea's?

Qu'est-ce que tu as dans ton sac?

(page 81)

alinea 1, Sylvie:

Onderstreep alle woorden die je kent of herkent,
ook de kleine woordjes.

Qu'est-ce que tu as dans ton sac?

(page 81)

alinea 1, Sylvie:

Onderstreep alle woorden die je kent of herkent,
ook de kleine woordjes.

Onbekende woorden? Overleg met buurman/buurvrouw.

Qu'est-ce que tu as dans ton sac?

(page 81)

alinea 2, Mathis:

Onderstreep alle woorden die je kent of herkent,
ook de kleine woordjes.

Qu'est-ce que tu as dans ton sac?

(page 81)

alinea 2, Mathis:

Onderstreep alle woorden die je kent of herkent,
ook de kleine woordjes.

Onbekende woorden? Overleg met buurman/buurvrouw.

• We draaien aan het rad.
• Noteer het getal wat op komt poppen in cijfers.
• Op 3 draai je jouw papier om om te laten zien welk getal je hebt! 

au travail-
les devoirs

C'est si bon!

réviser: A, B, C, D , E et F

faire: 23 - 24

           

Je kent de eetgewoontes in Frankrijk. (A1)

Je gaat een tijdschriftartikel over winkelen lezen. Aan het eind van deze paragraaf ken je woorden over dit thema en kun je ze gebruiken. (A1)

au travail-
les devoirs

C'est si bon!

réviser: A, B, C, D , E et F

faire: 23 - 24