Wonen en huishouden oefentoets

Wonen en huishouden 
Oefentoets 
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Wonen en huishouden 
Oefentoets 

Slide 1 - Tekstslide

Wat betekent "actief luisteren"
A
Bewust moeite doen om de zender te horen en te begrijpen
B
Onbewust mee krijgen wat een zender verteld
C
Bewust met de ontvanger bezig zijn
D
Geen moeite hoeven doen om de zender te begrijpen

Slide 2 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van actief luisteren?
A
De kern van het verhaal verwoorden
B
Een vraag stellen die uitnodigt tot een uitgebreider antwoord
C
het verhaal in eigen woorden vertellen
D
Oogcontact zoeken

Slide 3 - Quizvraag

Noem 2 voordelen van mondeling rapporteren

Slide 4 - Open vraag

Welke drie schoonmaakwerkzaamheden horen bij een dagelijkse beurt?
A
Koelkast ontdooien, planten verzorgen, stof afnemen
B
Ramen zemen, stof afnemen, planten verzorgen
C
Opruimen, stof afnemen, vloer stofzuigen
D
Prullenbak legen, radiator schoonmaken, stofzuigen

Slide 5 - Quizvraag

Met wat voor schoonmaakmiddel verwijder je een hardnekkige vlek in de vloerbedekking
A
een onderhoudsmiddel
B
een desinfectiemiddel
C
een oplosmiddel
D
allesreiniger

Slide 6 - Quizvraag

Met welk middel kun je kalkaanslag het best verwijderen
A
allesreiniger
B
chloorbleekmiddel
C
schoonmaakazijn
D
spiritus

Slide 7 - Quizvraag

Wat betekent dit symbool ?

Slide 8 - Open vraag

Wat is ergonomisch werken
A
Handschoenen dragen
B
De stand van de dweil op de juiste hoogte instellen
C
Regelmatig handen wassen
D
niet praten over gevoelige informatie van clienten

Slide 9 - Quizvraag

Noem 2 redenen waarom mensen huisdieren nemen

Slide 10 - Open vraag

Wat is een natuurlijke grondstof?
A
Polyester
B
Viscose
C
Katoen
D
Acetaat

Slide 11 - Quizvraag

Bij het wassen van wasgoed moet je rekening houden met de waterhardheid. welke opmerking over hard water is juist?
A
Met hard water wordt het wasgoed schoner
B
Bij hard water heb je meer wasmiddel nodig
C
Bij hard water heb je minder water nodig
D
Hard water bevat een kleine hoeveelheid kalk

Slide 12 - Quizvraag

Je gaat wasgoed wassen in een gebied waar waterhardheid 11dH is. Je wast een volle wasmachine van 7kg en de was is licht bevuild. Hoeveel ml wasmiddel moet je gebruiken?
A
120 ml
B
150 ml
C
190 ml
D
270 ml

Slide 13 - Quizvraag

Wanneer gebruik je het voorwasprogramma
A
wanneer wasgoed snel klaar moet zijn
B
wanneer wasgoed erg vuil is
C
wanneer de trommel helemaal vol zit
D
wanneer het wasmiddel volledig uit het wasgoed moet gaan

Slide 14 - Quizvraag

Schoenpoets is een:
A
Onderhoudsproduct
B
Wasmiddel
C
Reinigingsmiddel
D
Desinfectiemiddel

Slide 15 - Quizvraag

Stelling 1: de meeste mantelzorgers zijn goed opgeleid
Stelling 2: Iedereen heeft wel een mantelzorger in de buurt
A
Alleen stelling 1 is juist
B
Alleen stelling 2 is juist
C
Beide stellingen zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist

Slide 16 - Quizvraag

De TGT datum betekent:
A
Tenminste geopend houdbaar tot.
B
Tenminste openen tot.
C
Te gebruiken tot.
D
Tenminste houdbaar tot.

Slide 17 - Quizvraag

1 ons is:
A
10 gram
B
1 gram
C
100 gram
D
1000 gram

Slide 18 - Quizvraag

Welk voedingsstof is een bouwstof?
A
Eiwit
B
Vet
C
Koolhydraten
D
Vitamine C

Slide 19 - Quizvraag

In welk vak van de Schijf van 5 zitten de voedingsmiddelen die de meeste eiwitten opleveren?
A
Groente en fruit
B
Zuivel, noten, vis, peulvruchten, vlees en ei
C
Brood en graanproducten en aardappelen
D
Dranken

Slide 20 - Quizvraag

In welke producten zitten onverzadigde vetten?
A
Olijfolie
B
Varkensvlees
C
Kaas
D
Volle melk

Slide 21 - Quizvraag

Leg uit waarom variatie in voeding belangrijk is

Slide 22 - Open vraag

Waarvoor is dit keukengereedschap (afbeelding) het meest geschikt?
A
Voor het kloppen van slagroom.
B
Voor het maken van brooddeeg
C
Voor het pureren van fruit en groente
D
Voor het schuimig kloppen van eiwit

Slide 23 - Quizvraag

Wat is de beste afwasvolgorde?
A
Borden, glazen, groentepan, koekenpan
B
Borden, glazen, koekenpan, groentepan
C
Glazen, borden, groentepan, koekenpan
D
Glazen, borden, koekenpan, groentepan

Slide 24 - Quizvraag