NAUT thema 7 les 2

Waar ging de vorige les over?
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Waar ging de vorige les over?

Slide 1 - Tekstslide

Het interview?
Wat vinden deze mensen belangrijk aan eten?

Wat vind jij belangrijk aan eten?

Slide 2 - Tekstslide

Heerlijk hapje
Wie heeft er wel eens een insect gegeten?

Hoe smaakte dat/hoe denk je dat dat smaakt?

Slide 3 - Tekstslide

Je leert:

- welke voedingsstoffen er zijn.
- waarvoor die voedingsstoffen nodig zijn.
- waarom je afwisselend moet eten.  
Je oefent:

- hoe je een antwoord vindt:     je bedenkt een proefje over voedsel.

Slide 4 - Tekstslide

Stap 1 - Om te groeien, denken en bewegen

Lees en luister goed, je krijgt er vragen over. 

Slide 5 - Tekstslide

Wat heb je nodig om te bewegen en denken?
A
Voedingsstoffen
B
Brandstof
C
Beide

Slide 6 - Quizvraag

voedingsmiddel
voedingsstof
insectenburger

brandstof
appel
bouwstof
spagetthi

Slide 7 - Sleepvraag

Stap 2 - Zo eet je gezond
Lees en luister goed, je krijgt er vragen over. 

Slide 8 - Tekstslide

Wat is GEEN voedingsstof?
A
Koolhydraten
B
Eiwitten
C
Brandstoffen
D
Vetten

Slide 9 - Quizvraag

Stap 2 - Eten wat je nodig hebt
Lees en luister goed, je krijgt er vragen over. 

Slide 10 - Tekstslide

Van welke voedingsstoffen heeft een wielrennen veel nodig bij een wedstrijd?
A
Eiwitten
B
Vetten
C
Koolhydraten
D
Vitaminen

Slide 11 - Quizvraag

Stap 2 - Verwerking
Maak de vragen nog NIET in je boekje.
Eerst in LessonUp!

Slide 12 - Tekstslide

aardappels
vlees
groente en fruit
boter
eiwitten
koolhydraten
vetten
vitaminen

Slide 13 - Sleepvraag

Opdracht 3
Deze opdracht slaan we even over.
Op het eind mag je deze vraag zelf maken.

Slide 14 - Tekstslide

Wat is NIET waar?
A
Als je veel beweegt, moet je veel eten.
B
Als je te zwaar bent, moet je meer bewegen of minder eten.
C
Een voetballer eet tijdens een wedstrijd meer dan een wielrenner

Slide 15 - Quizvraag

Bekijk de tabel in je boekje.

Mink gaat een uur wielrennen met 25 km/u. Hij weegt 30 kg. Hoeveel (kcal) verbruikt hij?

Slide 16 - Open vraag

Hoelang moet Mink wandelen om net zoveel kcal te verbranden als een uur wielrennen?

Slide 17 - Open vraag

Bekijk de antwoorden in je boek.

Uit welke voedselgroep kan een wielrenner het best eten tijdens de wedstrijd? Leg uit

Slide 18 - Open vraag

Antwoord vraag 6
X   aardappelen, brood, rijst en pasta

Hierin zitten koolhydraten die brandstof leveren om te kunnen sporten.

Slide 19 - Tekstslide

Proef in stappen
Kijk mee!

Slide 20 - Tekstslide