Leesles H /V

Welkom H3a/ HV3B!
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
Laatst gekozenMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom H3a/ HV3B!

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
- Je kunt tekstdoelen, tekstsoorten en tekstvormen van elkaar onderscheiden. 
- Je kunt signaalwoorden herkennen.
-  Je kunt signaalwoorden aan een verband koppelen. 

Slide 2 - Tekstslide

Check in!

Slide 3 - Poll

Welke tekstdoelen ken jij?

Slide 4 - Open vraag

Tekstdoel, tekstsoort, tekstvorm

Slide 5 - Tekstslide

Hoe weet ik snel wat het tekstdoel is?
- Verkennend lezen
- Lees de titel, de inleiding, het slot
-Welk tekstdoel past het beste de informatie in de titel, de inleiding en het slot?

Slide 6 - Tekstslide

Tekstdoel
Tekstsoort
Tekstvorm
activeren
amuseren
amuserende tekst
activerende tekst
informatieve tekst
informeren
overtuigen
betogende tekst
krantenartikel
klachtenbrief
advertentie

Slide 7 - Sleepvraag

Wat is een signaalwoord
Wat zijn signaalwoorden?
A
Woorden die verbanden tussen zinnen leggen.
B
Ze geven een signaal, zodat je weet waar je gebleven bent met lezen.
C
Ze geven voor welk publiek de schrijver de tekst heeft geschreven.
D
Woorden die extra informatie geven

Slide 8 - Quizvraag

In deze alinea staat een signaalwoord dat aangeeft dat er een uitleg wordt gegeven. Welk signaalwoord is dat? Wat is de uitleg die wordt gegeven?

Slide 9 - Open vraag

Schrift/ Word
1. Op welke manier zou jij het lezen
van deze tekst aanpakken?
2. Wat is het doel van deze tekst?
3. Op welke manier leidt de schrijver
de tekst in? Wat valt op?
4.  "Daarvoor" in de tweede alinea is een verwijswoord, omdat het terug verwijst naar iets dat in de vorige alinea staat. Waar verwijst het precies naar?
5.  Er staat geen tussenkopje boven de tweede alinea.  Bedenk zelf een kopje dat past bij deze alinea,
6.  In alinea twee staan  twee signaalwoorden.  Eén daarvan geeft een vergelijking aan en de ander een tegenstelling. Wat zijn de twee signaalwoorden waarnaar ik op zoek ben. 
timer
10:00

Slide 10 - Tekstslide

Antwoorden
1. De tekst verkennend lezen, nadenken over wat ik al weet, de tekst nauwkeurig lezen, de vragen bekijken, zoekend lezen om vragen te beantwoorden. 
2. Informeren, in de inleiding staan vragen die later in de tekst beantwoord worden. Er wordt informatie gegeven over talentenjachten waar kinderen aan meedoen. 
3. De schrijver  noemt het onderwerp van de tekst. Talentenjacht en voor kinderen. Ook stelt de schrijver vragen. 

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Antwoorden
4. Het woord DAARVOOR verwijst naar beroemd worden.
5. Meerdere antwoorden mogelijk. - Wat is er nodig om beroemd te worden?
6. Vergelijking = net als / Tegenstelling = maar
Ilse wordt vergeleken met andere kinderen die ook bekend willen worden.
Tegenstelling is dat veel kinderen bekend willen worden, MAAR het grootste deel zal dat niet lukken. 

Slide 13 - Tekstslide

Een tekstdoel formuleer je in de vorm van een werkwoord.

Waar
niet waar

Slide 14 - Poll

Een betoog is een activerende tekst
waar
niet waar

Slide 15 - Poll

Afsluiting les
Evaluatie: wat vond je van deze les?
interessant
duidelijk
onduidelijk
te snel
te langzaam
leerzaam
iets anders

Slide 16 - Poll