Verkeer - Start Thema


Verkeer
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
AVOPraktijkonderwijsLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les


Verkeer

Slide 1 - Tekstslide

Verkeer

Slide 2 - Woordweb

Hoe ga jij naar school?
Fiets
Auto/Taxi
Bus/Trein
Lopend
Anders

Slide 3 - Poll

Hoe ben jij in het verkeer?
Op de fiets steek ik mijn hand uit als ik moet afslaan.
ALTIJD
MEESTAL
SOMS
NOOIT

Slide 4 - Poll

Hoe ben jij in het verkeer?
Ik gebruik mijn telefoon tijdens het fietsen.
ALTIJD
MEESTAL
SOMS
NOOIT

Slide 5 - Poll

Hoe ben jij in het verkeer?
Ik stop bij een rood verkeerslicht.
ALTIJD
MEESTAL
SOMS
NOOIT

Slide 6 - Poll

Hoe ben jij in het verkeer?
In de auto draag ik een gordel.
ALTIJD
MEESTAL
SOMS
NOOIT

Slide 7 - Poll

Hoe ben jij in het verkeer?
Ik gebruik mijn fietslicht in het donker.
ALTIJD
MEESTAL
SOMS
NOOIT

Slide 8 - Poll

Hoe ben jij in het verkeer?
Ik let op de verkeersborden.
ALTIJD
MEESTAL
SOMS
NOOIT

Slide 9 - Poll

Hoe ben jij in het verkeer?
Ik houd me aan de verkeersregels.
ALTIJD
MEESTAL
SOMS
NOOIT

Slide 10 - Poll

Slide 11 - Sleepvraag

 Verkeersborden 

Slide 12 - Tekstslide

Welke verkeersregels weet jij?
Noem er minimaal 3.

Slide 13 - Open vraag

waar moet je fietsen
A
stoep en voetpad
B
fietsstrook en fietspad
C
voor een auto
D
midden op de straat

Slide 14 - Quizvraag

Wat moet Jurgen doen bij het driehoekige
verkeersbord en waarom?
A
Jurgen hoeft niks te doen. Hij heeft voorrang.
B
Jurgen moet stoppen en anderen voor laten gaan.
C
Jurgen moet terug, hij mag absoluut niet verder fietsen.
D
Hij moet verkeer van rechts voorrang geven.

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Sleepvraag

Slide 17 - Tekstslide

Wat is de betekenis van dit verkeersbord?
A
Hier moet ik verplicht hand in hand lopen
B
Voetpad: Je moet hier lopen
C
Hier mogen alleen ouders met hun kinderen lopen

Slide 18 - Quizvraag

Wat betekent het bord hiernaast?

Slide 19 - Open vraag

Wat betekent dit verkeersbord?
A
Pas op, een gevaarlijk kruispunt.
B
Pas op, de weg houdt hier op.
C
Pas op, ga niet op het kruis staan.

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Tekstslide

timer
1:00
Voorrangsweg, je hebt voorrang van iedereen.
Einde voorrangsweg. Verkeer van rechts heeft nu voorrang.
Jij hebt voorrang op
verkeer uit straten van links en rechts.
Jij hebt voorrang op het verkeer uit de linker zijstraat. 
Jij hebt voorrang op het verkeer uit de rechter zijstraat. 
Je moet wachten en ander verkeer voor laten gaan.
 Je moet stoppen en stil staan. Al het andere verkeer heeft voorrang.

Slide 22 - Sleepvraag


Wie mag eerst en waarom?

Slide 23 - Open vraag

Wat betekent dit verkeersbord?
A
Je krijgt voorrang van mensen die van links en rechts komen.
B
Je moet voorrang geven aan mensen die van links en rechts komen.
C
Je moet altijd stoppen en helemaal stilstaan.

Slide 24 - Quizvraag

Pas op, haaientanden
Dit is een voorrangsweg
Pas op, gevaarlijk kruispunt

Slide 25 - Sleepvraag

Lindy wil links afslaan. Wat moet ze doen?

Slide 26 - Open vraag

Waar kom je dit bord tegen?

Slide 27 - Open vraag

Wat betekent dit verkeersbord?
A
Aan het einde van de weg is een autoweg.
B
Aan het einde van de weg is een parkeerplaats.
C
Aan het einde van de weg loopt de weg dood. Je kunt/mag daar niet verder

Slide 28 - Quizvraag

 
Daan wil naar de bibliotheek. Hij moet een drukke weg oversteken.
Welke route kan hij het beste nemen?

Slide 29 - Sleepvraag