In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Inloggen LessonUp
Materiaal op tafel
Les volgens plattegrond
Telefoon in de tas
Welkom 2AHA!
Slide 1 - Tekstslide
Wat gaan we vandaag doen?
1. Herhaling leerstof leerjaar 1
2. Kijk- en luisteropdrachten
3. Ruimte voor vragen m.b.t. toets
4. Afsluiten
Slide 2 - Tekstslide
Alle teksten hebben een inleiding - middenstuk - slot
A
Waar
B
Niet waar
Slide 3 - Quizvraag
Kies het juiste woord:
In een inleiding / middenstuk / slot van een tekst maak je kennis met het onderwerp van de tekst.
A
inleiding
B
middenstuk
C
slot
Slide 4 - Quizvraag
Wat is de functie van de inleiding?
A
Een samenvatting geven.
B
De lezer introduceren met het onderwerp.
C
Het onderwerp uitbreiden.
D
De conclusie presenteren.
Slide 5 - Quizvraag
Wat is het doel van het slot?
A
Een nieuwe onderwerp introduceren.
B
Het onderwerp uitbreiden.
C
Een vraag stellen.
D
Een samenvatting geven en een conclusie trekken.
Slide 6 - Quizvraag
Tekst 2
Nooit meer klamme handjes
[1]
Een bonkend hart, trillende handen en een droge mond – bijna iedereen voelt spanning bij het spreken voor een groep. Tegenwoordig zijn spreekapps beschikbaar die je leren omgaan met spanning tijdens een presentatie. Wat werkt wél en wat werkt niet?
Op welke manier wordt deze tekst ingeleid?
a. door de aandacht te trekken met een pakkend detail.
b. door de aanleiding voor het schrijven van de tekst te noemen.
c. door een belangrijke conclusie voorop te stellen.
d. door een voorbeeld te geven.
Slide 7 - Tekstslide
Er zijn in Nederland verschillende nieuwsmedia voor jongeren. Iedereen kent het NOS Jeugdjournaal, dat al ruim 35 jaar goed en slecht nieuws in de huiskamer brengt voor kinderen tussen grofweg 9 en 13 jaar oud. Daarnaast is er sinds 2003 het nieuwsweekblad Kidsweek, voor 7- tot 12-jarigen. In 2009 kwam daar 7Days bij (12-18 jaar).
Welke zin is hier de kernzin?
En wat is de functie van de andere zinnen?
Slide 8 - Tekstslide
Geef aan welke functie de inleiding van tekst 2 heeft:
A
de aanleiding voor het schrijven van de tekst benoemen
B
een leuk, kort verhaaltje vertellen
C
een mening geven
D
een voorbeeld bij het onderwerp geven
Slide 9 - Quizvraag
Geef aan welke functie de inleiding van tekst 3 heeft:
A
de aanleiding voor het schrijven van de tekst benoemen
B
een leuk, kort verhaaltje vertellen
C
een mening geven
D
een voorbeeld bij het onderwerp geven
Slide 10 - Quizvraag
Geef aan welke functie de inleiding van tekst 4 heeft:
A
de aanleiding voor het schrijven van de tekst benoemen
B
een leuk, kort verhaaltje vertellen
C
een mening geven
D
een voorbeeld bij het onderwerp geven
Slide 11 - Quizvraag
Geef aan welke functie de inleiding van tekst 5 heeft:
A
de aanleiding voor het schrijven van de tekst benoemen
B
een leuk, kort verhaaltje vertellen
C
een mening geven
D
een voorbeeld bij het onderwerp geven
Slide 12 - Quizvraag
Fragmenten kijken!
Slide 13 - Tekstslide
Het erg graag willen
Zeer belangrijk
Strategieën
reden (om iets te doen)
verbindt; verplicht
Systemen
Motivatie
Mechanismen
Committeert
Cruciaal
Er een moord voor doen
Tactieken
Slide 14 - Sleepvraag
Wat is het verschil tussen het verdienmodel van gamen nu vergeleken met vroeger?
Slide 15 - Open vraag
Bepaal wat er in het schema bij 1 tot en met 5 moet worden ingevuld. Kies uit: casinotechnieken, fraai uiterlijk, lang spelen, spannende elementen en veel geld uitgeven.
Slide 16 - Open vraag
Welke strategie gebruikt de spelindustrie om gamers zo veel mogelijk lootboxes te laten kopen?
Slide 17 - Open vraag
Is de strategie van de spelindustrie (zie bovenstaande vraag) ook een casinotactiek? Licht toe.
Slide 18 - Open vraag
Op welk aspect van gamen gaat het filmpje nauwelijks in?
A
Het sociale aspect
B
Het leerzame aspect
C
Het verslavingswekkende effect
D
Het cognitieve aspect
Slide 19 - Quizvraag
Wat is het belangrijkste doel van de fragmenten: amuseren, informeren, instrueren, overtuigen of activeren? Licht je antwoord toe.
Slide 20 - Open vraag
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Video
Wat is het onderwerp van dit fragment?
A
gokken tegenover online gokken
B
gokverslavingen
C
online gokkende jongeren
D
verslavingen van jongeren
Slide 23 - Quizvraag
Welke twee deelvragen stelt presentator Jeroen?
A
Hoe kan het dat online gokken zo makkelijk gaat en waarom onderneemt de overheid geen actie tegen gokbureaus?
B
Hoe kan het dat online gokken zo makkelijk gaat en waarom krijg je de winst bijna nooit uitbetaald?
C
Waarom is online gokken zo verslavend en waarom onderneemt de overheid geen actie tegen gokbureaus?
D
Waarom is online gokken zo verslavend en waarom krijg je de winst bijna nooit uitbetaald?
Slide 24 - Quizvraag
Waar bevinden de presentatoren Maxime en Jeroen zich?
A
in een online goksite
B
in een gokhal
C
in een televisiestudio
D
op de kermis
Slide 25 - Quizvraag
Hoe kan het dat je online kunt gokken onder de 18 jaar?
A
De regels voor online gokken zijn soepeler dan voor gewoon gokken.
B
Je kunt een oudere vriend gemakkelijk voor je laten inloggen.
C
Je kunt liegen over je leeftijd en een valse ID laten zien.
D
Je kunt liegen over je leeftijd en hoeft geen ID te laten zien.
Slide 26 - Quizvraag
De presentatoren lezen stukken uit een anonieme verklaring voor. Is deze verklaring betrouwbaar?
A
Ja, want het programma is betrouwbaar en dus de verklaring ook.
B
Ja, want hij is afgelegd door een medewerker van een goksite.
C
Nee, want hij is anoniem en je weet dus niet van wie hij afkomstig is.
D
Nee, want je krijgt de bron niet in beeld te zien.
Slide 27 - Quizvraag
Welke uitspraak is waar?
A
Het online gokspel is illegaal, maar je mag het wel spelen.
B
De kansspelautoriteit dacht dat er weinig kinderen online gokten.
Slide 28 - Quizvraag
Vindt Maxime het eerlijk dat een jongere die online gokt zijn geld kwijt is? Leg je antwoord uit.
Slide 29 - Open vraag
Waarom mag Nikle zijn verhaal doen?
A
Hij is een felle tegenstander van online gokken.
B
Hij is een voorbeeld van een jongere die online gokte.
C
Hij vertegenwoordigt jongeren die gokverslaafd zijn.
D
Hij vindt het onzin dat jongeren niet mogen gokken.
Slide 30 - Quizvraag
Waarom staat er niets in de wet over online gokken?
A
De wet over gokken komt uit 1964 en toen bestond het internet nog niet.
B
Gokken is niet belangrijk genoeg om in het wetboek te zijn opgenomen.
C
Goksites zitten vaak in het buitenland en vallen niet onder de Nederlandse wet.
D
Online gokken is een onderdeel van gewoon gokken en dat staat wel in de wet.
Slide 31 - Quizvraag
Op welke manier sluiten de presentatoren het fragment af?
A
met een conclusie
B
met een grap
C
met een samenvatting
D
met een toekomstverwachting
Slide 32 - Quizvraag
Wat is het doel van dit fragment?
A
amuseren
B
iets laten doen
C
informatie geven
D
overtuigen
Slide 33 - Quizvraag
Is het onderzoek van Maxime en Jeroen betrouwbaar? Leg je antwoord uit.