Formuleren 2.2, 2.3, 2.4

Zinsbouw, dubbelop en door elkaar, twijfelwoorden
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Zinsbouw, dubbelop en door elkaar, twijfelwoorden

Slide 1 - Tekstslide

timer
15:00

Slide 2 - Tekstslide

Doelen
Je formuleert samengestelde zinnen op een juiste manier.
Je voorkomt onjuiste herhaling en je haalt woorden en uitdrukkingen niet door elkaar. 

Slide 3 - Tekstslide

Plan
Terugblik;
Uitleg;
Opdrachten;
Uitleg;
Opdrachten;
Afsluiting.

Slide 4 - Tekstslide

Wat hebben jullie de vorige les geleerd?

Slide 5 - Open vraag

Werkwoordelijk gezegde
Correcte zin
Foutieve zin (congruentie)
Zo vind je het onderwerp
Zo vind je de persoonsvorm
Alle werkwoorden van één zin.
De media hebben die zanger in een kwaad daglicht gezet.
Ook op het platteland worden veel drugs gebruikt.
De stapel borden worden vanavond afgewassen.
Een zwerm bijen achtervolgen de jongen.
Wie of wat + gezegde?
Verander de tijd (tt, vt) of het getal (mv, ev) van de zin.

Slide 6 - Sleepvraag

Zinsbouw
Samengestelde zin.
Volgorde van persoonsvorm en onderwerp.

Slide 7 - Tekstslide

Welke zin is correct?
A
Het concert was uitverkocht en gingen we dus maar weer naar huis.
B
Het concert was uitverkocht, dus we gingen maar weer naar huis.

Slide 8 - Quizvraag

Welke zin is correct?
A
De boeken kunnen we morgen ophalen en zullen we ze na de vakantie weer opsturen.
B
De boeken kunnen we morgen ophalen en deze zullen we na de vakantie weer opsturen.

Slide 9 - Quizvraag

Welke zin is correct?
A
Op vrijdagmiddag pikken we vaak een terrasje, maar ik had er vanmiddag geen zin in.
B
Op vrijdagmiddag pikken we vaak een terrasje, maar vanmiddag had ik er geen zin in.

Slide 10 - Quizvraag

Opdrachten
Maak opdracht 1 t/m 5 van formuleren 2.2.
timer
11:00

Slide 11 - Tekstslide

Dubbelop en door elkaar
Voorzetsel of (een deel van) een verwijswoord
Dat weet ik allang al!

Woorden met dezelfde betekenis.

Slide 12 - Tekstslide

Welke zin klopt?
A
Ik heb geen geld, maar ik heb er ook geen tijd voor.
B
Ik heb geen geld, maar ik heb er ook geen tijd voor ook.

Slide 13 - Quizvraag

Welke zin klopt?
A
Soms zit hij af en toe in de les.
B
Hij zit af en toe in de les.

Slide 14 - Quizvraag

Welke zin klopt?
A
Het is verboden op het schoolplein een sigaret op te steken.
B
Het is verboden op het schoolplein geen sigaret op te steken.

Slide 15 - Quizvraag

Welke zin klopt?
A
Dat weet ik allang al!
B
Dat weet ik allang!

Slide 16 - Quizvraag

Twijfelwoorden
Als of dan;
Grote of grootte;
Liggen of leggen;
Wil of wilt;
Na of naar.





Slide 17 - Tekstslide

Als of dan?
A
Hij is groter als ik ben.
B
Hij is groter dan ik ben.

Slide 18 - Quizvraag

Grote of grootte?
A
Ik kan de grootte van dat schilderij niet inschatten.
B
Ik kan de grote van dat schilderij niet inschatten.

Slide 19 - Quizvraag

Liggen of leggen?
A
Ik leg in een deuk.
B
Ik lig in een deuk.

Slide 20 - Quizvraag

Wil of wilt?
A
Thijs werkt hard door, want hij wilt op tijd naar huis.
B
Thijs werkt hard door, want hij wil op tijd naar huis.

Slide 21 - Quizvraag

Na of naar?
A
Na regen komt zonneschijn.
B
Naar regen komt zonneschijn.

Slide 22 - Quizvraag

Opdrachten
Maak opdracht 1 t/m 3 van Formuleren 2.3.
Kies uit Formuleren 2.4 minimaal 4 opdrachten uit die je moeilijk vindt.
timer
15:00

Slide 23 - Tekstslide

Wat is het belangrijkste dat je deze les geleerd hebt?

Slide 24 - Open vraag

Tips en tops?

Slide 25 - Open vraag