20210922 VLG221AH niveau 2 leerjaar 1v2 Werkwoordspelling - Verleden tijd

Nederlands
DVLG221AH
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Nederlands
DVLG221AH

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik: persoonsvorm tegenwoordige tijd 
enkelvoud 
ik 
....jij/je
gebiedende wijs 
stam  
hij/zij/het
jij/je
namen
stam+t  
meervoud 
wij/we
zij 
jullie 
...
hele werkwoord  
Het hele werkwoord -en noemen we de stam. 
Meervoud van dingen telt ook als meervoud 
De honden lopen over straat. 
Alle planten hebben water gekregen. 
Alle stopcontacten zijn beveiligd. 
Een moeilijk woord voor hele werkwoord is infinitief 

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Werkwoordspelling - verleden tijd

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Zelfwerktijd: Werkwoordspelling - Verleden tijd 
  • WERKBOEK STARTTAAL 2F - A Werkwoordspelling - Verleden tijd:
  • Opdracht 8: pagina 49.
  • Opdracht 9: pagina 50.
  • Opdracht 10: pagina 50. 
  • Opdracht 11: pagina 51. 
  • Opdracht 12: pagina 52. 

  • STUDIEMETER 2F:
    Werkwoordspelling Verleden tijd - oefening 1 t/m 5

Slide 6 - Tekstslide

Werkwoordspelling - Verleden tijd 
  • x

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

persoonsvorm verleden tijd  
sterke werkwoorden
veranderen van klank
zwakke werkwoorden
enkelvoud
meervoud  
Er zijn geen regels voor het vervoegen van sterke werkwoorden. 
Je moet ze onthouden. 
lopen - liepen 
slapen - sliepen 
geven - gaven 

+te
+de
+ten
+den
In de verleden tijd gebruik je het 't ex-kofschip 
om zeker te weten of je +te of +de moet schrijven. 

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Verleden tijd
In de verleden tijd verandert alleen de persoonsvorm:

ik bracht je naar huis
ik smurfte je naar huis
ik werd naar huis gebracht

Slide 11 - Tekstslide

Vul het juiste werkwoord in:

Toen hij dit mailtje ( verzenden ) ……………., was de deal officieel rond.

A
verzende
B
verzendde
C
verzond

Slide 12 - Quizvraag

Vul het juiste werkwoord in:

Na de oude man ( volgen ) ……….. toen ook zijn drie jongere broers.
A
Volgde
B
volgden
C
volgen
D
voegden

Slide 13 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in:

’Hmmm, daar moet ik toch even over nadenken’,  ( brommen ) …….........  de klant gisteren nors.

A
Brom
B
bromde
C
bromden

Slide 14 - Quizvraag

Ik ( checken ) ……….. in, maar vergat om weer uit te checken.

A
checkte
B
checkten
C
checkde
D
checkden

Slide 15 - Quizvraag

Verleden tijd
Je hebt te maken met:

regelmatige werkwoorden
onregelmatige werkwoorden

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Onregelmatige werkwoorden
 de ik-vorm verandert in de verleden tijd van klank

Verzenden - ik verzend - ik verzond - ik heb verzonden
Blijven - ik blijf - ik bleef - ik ben gebleven

ONregelmatig = GEEN regel
 
 

Slide 18 - Tekstslide

Regelmatige werkwoorden
Geen klankverandering:

Ik fiets - ik fietste - ik ben gefietst
ik oefen - ik oefende - ik heb geoefend

REGELmatig: regel: 't ex kofschip

Slide 19 - Tekstslide

Regelmatig werkwoord + te/ten

ik maak+te
jij maak+te
hij maak+te
wij maak+ten
jullie maak+ten
zij maakt+en 





ik maakte
jij maakte
hij maakte
wij maakten
jullie maakten
zij maakten 

Slide 20 - Tekstslide

Regelmatig werkwoord + de/den

ik meld+de
jij meld+de
hij meld+de
wij meld+den
jullie meld+den
zij meld+den



ik meldde
jij meldde
hij meldde
wij meldden
jullie meldden
zij meldden

Slide 21 - Tekstslide

Regelmatige werkwoorden hebben een REGEL
Als je niet weet of het -te of -de moet zijn, dan gebruik je de regel van ‘T ex KOFSCHIP.

(of fokschaaptaxi, XTC-koffieschop)

Slide 22 - Tekstslide

Kijk naar het hele werkwoord
Haal -en ervan af.
Is het een medeklinker uit’T K O F S C H I P?
eem de ‘ik-vorm’ van de onvoltooid tegenwoordige tijd.
1
Kijk naar het hele werkwoord
verhuizen
maken
2
Haal -en ervan af. 
Welke letter is dan de laatste letter?
z
k
3
Is het een medeklinker uit ’t ex kofschip?
nee
ja
4
Neem de ‘ik-vorm’ van de tegenwoordige tijd.
verhuis
maak
5
De verleden tijd is: ‘ik vorm’ + -te of -de
verhuisde
maakte

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Regelmatige werkwoorden kofschip
Zuchten - zucht - zucht+te - ik zuchtte 
faxen - fax - fax+te - ik faxte
maken - maak - maak+te - maakte
boffen - bof - bof+te - bofte
botsen - bots - bots+te - botste
lachen - lach - lach+te-lachte
stoppen - stop - stop+te - stopte

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Terugblik
  • x

Slide 32 - Tekstslide