2tlhavo - chapitre 5 - bron H poser une question

Comment poser une question?
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Comment poser une question?

Slide 1 - Tekstslide

Poser une question
Il y a deux manières - Er zijn twee manieren!
Elle est malade.
Elle est malade?
Est-ce qu'elle est malade?

Slide 2 - Tekstslide

Tu parles français.
Il y a deux manières - Er zijn twee manieren!

  1. De zin blijft hetzelfde, je zet er alleen een vraagteken achter en je verandert je toon: Tu parles français?

  2. Je zet 'est-ce que' voor de zin: Est-ce que tu parles français?

Slide 3 - Tekstslide

Welke zin is GEEN correcte vraagzin?
A
Est-ce que tu fais du foot?
B
Tu est-ce que fais du foot?
C
Tu fais du foot?

Slide 4 - Quizvraag

Maak de zin vragend op twee manieren.

Tu manges cinq fruits par jour.

Slide 5 - Open vraag

Au travail!
Lees 30b op p. 36!
Maak nu in je boek opdr. 30cd + 31a op p. 36 + 37

Slide 6 - Tekstslide

Opdracht 30c

1) Est-ce que tu prends de l'aspirine?
2) Est-ce qu'il est à l'hôpital?
3) Est-ce que tu es en forme?
4) Est-ce qu'on va à la pharmacie?
Opdracht 30d

1) Est-ce que tu es malade?
2) Est-ce que vous aimez les poisson? 
3) Est-ce qu'il fait beaucoup de sport?
4) Est-ce que tu fais du tennis?

Slide 7 - Tekstslide

Vraagwoorden
Opdracht 31a

1 Tu habites ?
2 Comment tu t'appelles?
3 C'est qui, Simon?

Lees nu 31b op p.37 in je boek!

Slide 8 - Tekstslide

Poser une question
Met vraagwoord!
  1. Tu fais du sport quand?
  2. Quand est-ce que tu fais du sport?

Slide 9 - Tekstslide

qui
quand

Slide 10 - Sleepvraag

Welk woord uit de volgende zin is een vraagwoord en wat betekent het:
Tu vas en vacances où?

Slide 11 - Open vraag

Welk woord uit de volgende zin is een vraagwoord en wat betekent het:
Ton anniversaire, c'est quand?

Slide 12 - Open vraag

Welk woord uit de volgende zin is een vraagwoord en wat betekent het:
Comment tu viens à l'école?

Slide 13 - Open vraag

Welk woord uit de volgende zin is een vraagwoord en wat betekent het:
Pourquoi est-ce que tu choisis le français l'année prochaine?

Slide 14 - Open vraag

Welk woord uit de volgende zin is een vraagwoord en wat betekent het:
Tu as combien de frères?

Slide 15 - Open vraag

Welk woord uit de volgende zin is een vraagwoord en wat betekent het:
Qui est ton meilleur ami?

Slide 16 - Open vraag

Welk woord uit de volgende zin is een vraagwoord en wat betekent het:
Qu'est-ce que tu fais ce week-end?

Slide 17 - Open vraag

Leg in je eigen woorden uit hoe je een zin vragen kunt maken in het Frans.

Slide 18 - Open vraag

Au travail!
Lees nog een keer 30b + 31b op p. 36 + 37!
Maak nu in je boek opdr. 31c + d + e (p.37 + 38).

Slide 19 - Tekstslide

Opdracht 31c

1) Comment
2) où
3) Qu'est-ce que
4) combien
5) Qui
Opdracht 31d

1) où
2) Qu'est-ce que
3) qui
4) Comment
5) Combien
6) Pourquoi

Slide 20 - Tekstslide

Opdracht 31e
Voorbeeldvragen:
1) Comment est-ce que tu t'appelles?
2) Tu as quel âge?
3) Est-ce que tu fais du sport?
4) Ton anniversaire est quand?
5) Qui est dans ta famille?

Slide 21 - Tekstslide