Possessive pronouns 1F/1E

Programme
Introduction
Grammar: Possessive pronouns
Quiz
Workbook: page 31 ex 4&5

Goal: At the end of the lesson you will understand and know how to use a possessive pronoun.
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Programme
Introduction
Grammar: Possessive pronouns
Quiz
Workbook: page 31 ex 4&5

Goal: At the end of the lesson you will understand and know how to use a possessive pronoun.

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


GRAMMAR Possessive pronouns
(Bezittelijke voornaamwoorden)



Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Match the correct pronoun to the possessive (bezittelijk) form
his
my
hers
their
your
our
its
I
you
he
she 
we
they
it

Slide 4 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Possessive pronoun:
Helen and Ingrid are twins. _____ birthday is in October.
A
They
B
Them
C
Their
D
Theirs

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Possessive pronoun:
This isn't your book. It's _____.
A
my
B
mine
C
from my
D
from mine

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Possessive pronoun:
You have a house. It's _____ house.
A
you
B
yours
C
you's
D
your

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Possessive pronoun:
I'm not afraid of the tiger because it's in _____ cage.
A
its
B
it's
C
his
D
her

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Possessive pronoun:
This is not our cat. _____ is red.
A
We
B
Our
C
Ours
D
Us

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Possessive pronoun:
Is this Emily's room? Yes, it's _____.

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Possessive pronoun:
This is John's pen. It's _____ pen.

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Possessive pronoun:
This isn't your pen. That one is _____.

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Possessive pronoun:
We have a dog. It's _____ dog.

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Possessive pronoun:
That's their flower. The flower is _____.

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Possessive pronoun:
See that dog? _____ tail is long.

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Possessive pronoun:
I have a laptop. It's _____ laptop.

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Practice
Click on the link below to practise:

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesson 2
Homework check
Newsround
Page 34 ex. 2 and speaking ex. 3c
Grammar
Do ex 4+5
Goal: At the end of the lesson you will know how to use the different articles.
timer
2:00

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Articles
  • Articles -->Lidwoorden
  • Nederlandse articles--> de, het, een
  • Engelse articles--> a, an, the

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

New grammar 
articles:
a / an 

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Articles
The
Gebruik je als je specifiek verwijst naar iets die al eerder is benoemd in een zin. 

Bijv: Can you pass me the salt?
A
Gebruik je voor woorden die beginnen met een medeklinker (B, C, D, G, F, K etc.)

Uitzonderingen: hour, euro, European, university, uniform
An
Gebruik je bij woorden die met een klinker beginnen
(A, E, I, O, U)

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

articles:

university
A
a
B
an

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

articles:

hamburger
A
a
B
an

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

articles:

umbrella
A
a
B
an

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

articles:

American
A
a
B
an

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

articles:

uncle
A
a
B
an
C
the

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

articles:

sister
A
a
B
an

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

articles:

hour
A
a
B
an

Slide 28 - Quizvraag

Regel:

an hour

Gebruik je bij woorden die met een klinker beginnen
(A, E, I, O, U) : an apple
Of die lijken alsof ze met een klinker beginnen

You should say, 'an hour' (because hour begins with a vowel sound).