cours du 16 october

le 16 octobre
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 4 min

Onderdelen in deze les

le 16 octobre

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

devoirs
- Apprends voca C 
- fais 1e (p. 50)
- fais ex. 33 (p. 38)

- fais 37* (p. 40)

* beschrijf jezelf


Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

leren
- waarom is leren belangrijk?
- wat doen we met het SO?
- hoe leer je?
- oefenen met leren


timer
5:00

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Quel temps fait-il
Décris le temps et utilise les mots suivants:
brille, soleil, pleut, froid ou chaud, nuage, neige, ciel

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

le 16 octobre
- parler ensemble: l'histoire de Marie & corriger 37 (p. 40)
- mini test
- apprendre, mais comment?
- les mots interrogatifs
-  on parle > le temps
- corriger 1e (p. 50), 33 (p. 38), 
- commencer cahier 10 p. 23

Slide 5 - Tekstslide

p. 20-21 > questions histoire
mini test
1. ensemble
2. quelquefois
3. il bouge
4. un château
5. croit
6. tu utilises
7. il neige
8. elle sourit
9. pauvre

timer
3:00

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

leren
  • waarom is leren belangrijk?
  • hoe leer je?
  • oefenen met leren


Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

leren
  • waarom is leren belangrijk?
  • hoe leer je?
  • oefenen met leren


timer
5:00
  • Est-ce que = [er komt een vraag aan]
  • Qu'est-ce que = wat
  • Quand = wanneer
  • Qui = wie
  • Où = Waar
  • Comment = hoe
  • Combien de = hoeveel
  • Quel(le)(s) = welk(e)
  • Quel(le)(s) est/sont = wat is/zijn
  • Pourquoi = Waarom
  • omdat = parce que (N->F!)

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

corriger 33 (p. 38)
1. il fait froid
2. il fait de l'orage
3. il y a des nuages
4. il pleut
5. il fait chaud
6. Il neige
corriger 1e (p. 50)
3. un > des ordinateurS
4. la > les robeS
5. un > des trainS
6. la > les tantes
7. l' > les oncles
8. une > des cousines
9. un > des cousins 
10. un > des nuages
11. l'> les histoires
12. le > les mois
 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Quel temps fait-il
Décris le temps et utilise les mots suivants:
brille, soleil, pleut, froid ou chaud, nuage, neige, ciel




PERSONNE 1                          PERSONNE 2

timer
2:00
timer
2:00

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Commencer cahier 10 p. 22

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

devoirs
- Apprends les mots interrogatifs (où, qui, quand, etc)*
- Finis Cahier 10 p. 22-23

* Quizletlink voor alle vraagwoorden


Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Regarde 35, fais 36 (p. 37-38)

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

tu as bien appris ?
1. elle se réveille =
2. la lumière brille =
3. important =
4. il dort =
5. j'utilise =
6. quelquefois = 
8. le temps =
7. il neige =
9. ensemble =
timer
4:00

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Est-ce qu'il fait chaud ou
il fait froid?

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Est-ce qu'il pleut ou il ne
pleut pas?

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Est-ce qu'il y a des nuages ou il n'y a pas de nuages?

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Est-ce que le soleil brille ou ne brille pas?

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

comment dire ?
comment est-ce que tu fais une phrase avec les mots suivants?
- Le soleil brille
- il pleut
- il fait froid/chaud
- il y a des nuages/ il n'y a pas de nuages
- il neige
- Le soleil brille/il fait du soleil
- Le ciel est bleu/gris/blanc. Il y a des nuages dans le ciel.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies