In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Lesdoelen
Herhalen Schrijven 1.1 + 1.2
Basiscursus Schrijven: 1.3 Controleren en uitvoeren:
Je kunt je de taalfouten verbeteren.
Je kunt, afhankelijk van de tekstsoort, een inhoudsopgave, bronvermelding, inleiding, conclusie/samenvatting, voor- en nawoord, titelpagina en omslag toevoegen.
Je bent in staat een passende en duidelijke lay-out te maken.
Je controleer je tekst nog één keer en je haalt de laatste foutjes eruit.
Slide 2 - Tekstslide
Herhalen - de beste manier van leren
Slide 3 - Tekstslide
Wat weet je nog over
............ het nut van het gebruik van een schrijfplan?
Slide 4 - Tekstslide
Wat weet je nog over
....... tekststructuren?
Slide 5 - Tekstslide
Hoe kan een student ervoor zorgen dat zijn tekst aansluit bij de beoogde doelgroep?
A
Door de interesses en kennis van het publiek in gedachten te houden.
B
Door altijd formele taal te gebruiken, ongeacht het publiek.
C
Door de tekst kort en bondig te houden, ongeacht het doel of publiek..
D
Door geen voorbeelden of toelichtingen te geven.
Slide 6 - Quizvraag
Nieuwe theorie
Schrijven 1.3 Controleren en verbeteren
Slide 7 - Tekstslide
Vragen vooraf:
Wat is het doel van de schrijffase van controleren & verbeteren?
A
Het toevoegen van nieuwe informatie aan de tekst.
B
Het verbeteren van de structuur, spelling en grammatica van de tekst.
C
Het bedenken van nieuwe ideeën voor de tekst.
D
Het schrijven van een eerste versie van de tekst.
Slide 8 - Quizvraag
Vragen vooraf:
Hoe vaak moet je een tekst controleren en verbeteren voordat deze helemaal klaar is?
A
Eén keer is voldoende.
B
Minstens drie keer, ongeacht de kwaliteit van de tekst.
C
Alleen als iemand anders feedback geeft.
D
Zolang er nog fouten of verbeterpunten zijn.
Slide 9 - Quizvraag
Vragen vooraf:
Hoe controleer je een tekst op grammaticale en spellingfouten?
A
Door de tekst hardop voor te lezen.
B
Door gebruik te maken van een spellingscontrole.
C
Door alleen te letten op de inhoud van de tekst.
D
Door de tekst te laten controleren door iemand anders.
Slide 10 - Quizvraag
Vragen vooraf:
Hoe kun je controleren of de stijl van de tekst passend is voor het publiek en het doel?
A
Door de tekst te vergelijken met soortgelijke teksten voor hetzelfde publiek.
B
Door de tekst te schrijven zoals je zelf zou willen lezen, zonder rekening te houden met het publiek.
C
Door alle zinnen zo kort mogelijk te houden, ongeacht het publiek.
D
Door geen aandacht te besteden aan de woordkeuze, zolang de boodschap duidelijk is.
Slide 11 - Quizvraag
Vragen vooraf:
Hoe zorg je ervoor dat de structuur van de tekst duidelijk en logisch is?
A
Door duidelijke alinea’s te maken met elk een eigen hoofdgedachte.
B
Door gebruik te maken van verbindingswoorden tussen zinnen en alinea’s.
C
Door alle ideeën in één lange alinea te zetten.
D
Door de tekst te beginnen met een inleiding, gevolgd door het middenstuk en af te sluiten met een conclusie.
Slide 12 - Quizvraag
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Schrijven 1.3 CONTROLEREN opdrachten 2 en 3, 80% goed