Herhalingsles H8

Welkom in de les!
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom in de les!

Slide 1 - Tekstslide

2. De kaasspeciaalzaak

Slide 2 - Tekstslide

Verschil bedrijfstak en bedrijfskolom
Bedrijfstak: 
  • Een groep bedrijven in dezefde fase van het productieproces.
  • bv. transportsector, horeca,

Bedrijfskolom: 
  • De bedrijven die achtereenvolgens betrokken zijn bij de productie van 1 product.
  • bv. van rubberplantage tot en met fietsenwinkel.

Slide 3 - Tekstslide

Geef een voorbeeld
van een bedrijfstak

Slide 4 - Woordweb

Welke bedrijven horen bij
de bedrijfskolom van een T-shirt?

Slide 5 - Woordweb

Waarom hoort de consument niet bij de bedrijfskolom?

Slide 6 - Open vraag

Toegevoegde waarde
Toegevoegde waarde:
De waarde die bedrijven door hun productie toevoegen aan hun product.

De consument hoort dus niet thuis in de bedrijfskolom, omdat hij geen  waarde toevoegt.

Slide 7 - Tekstslide

Een producent koopt appelen in aan € 0,50 per kilo. Hij verkoopt een kilo appelmoes aan € 2,50. Hoeveel bedraagt de toegevoegde waarde?

Slide 8 - Open vraag

3. Studie en beroep

Slide 9 - Tekstslide

De 4 sectoren
Primaire sector: 
  • De bedrijven die grondstoffen en voedsel produceren.

Secundaire sector: 
  • De bedrijven die grondstoffen en voedsel verwerken tot eindproducten.

Slide 10 - Tekstslide

De 4 sectoren
Tertiaire sector: 
  • De bedrijven die diensten verlenen met het doel winst te maken.

Kwartaire sector: 
  • De bedrijven en instellingen die diensten verlenen zonder het doel winst te maken.

Slide 11 - Tekstslide

Een kapsalon hoort bij de ...
A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector
D
kwartaire sector

Slide 12 - Quizvraag

Een fruitteeltbedrijf hoort bij de ...
A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector
D
kwartaire sector

Slide 13 - Quizvraag

Een school hoort bij de ...
A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector
D
kwartaire sector

Slide 14 - Quizvraag

Een spaarbank hoort bij de ...
A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector
D
kwartaire sector

Slide 15 - Quizvraag

Een autofabriek hoort bij de ...
A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector
D
kwartaire sector

Slide 16 - Quizvraag

Een ziekenhuis hoort bij de ...
A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector
D
kwartaire sector

Slide 17 - Quizvraag

Een aannemer hoort bij de ...
A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector
D
kwartaire sector

Slide 18 - Quizvraag

Noem een beroep in
de secundaire sector

Slide 19 - Woordweb

Noem een beroep in
de kwartaire sector

Slide 20 - Woordweb

4. Betaald en onbetaald werk

Slide 21 - Tekstslide

Verschil arbeidsomstandigheden en arbeidsmotieven
Arbeidsomstandigheden: 
  • Alles wat het werken prettig of minder prettig maakt.
  • bv. lange werktijden, eigen kantoor, hoogte van je loon, hele dag moeten rechtstaan...

Arbeidsmotieven: 
  • De redenen om te willen werken.
  • bv. geld verdienen, nood aan sociale contacten, ...

Slide 22 - Tekstslide

Arbowet beschermt de werknemer
Arbowet: 
  • Wet waarin staat dat de werkgever moet zorgen voor goede werkomstandigheden.

Slide 23 - Tekstslide

Arbeidstijdenwet
Arbeidstijdenwet:
  • In de Arbeidstijdenwet staan onder andere de regels over werktijden, rusttijden, pauzes en nachtdiensten. 

Fulltimewerk
  • Werk voor 36 of meer uren per week
  • Werk je minder? Dan doe je parttimewerk.

Slide 24 - Tekstslide

Gaat over veilige arbeids-omstandigheden.
Gaat over werk en rusttijden.
Voor jongeren gelden andere/aanvullende regels. 
Verbiedt ongezonde werkomgevingen
Arbowet
Arbeidstijdenwet

Slide 25 - Sleepvraag

Bo is 15 en heeft een vakantiebaan. Ze werkt 8 uur per dag, 5 dagen lang. Ze start om 12u00. Mag dit?

Slide 26 - Open vraag

Flexwerker
Flexwerker: 
  • Iemand die werkt zonder vast dienstverband.
  • Het uitzendbureau verhuurt flexwerkers tijdelijk aan bedrijven of instellingen.

  • bv. oproepkracht horeca

Slide 27 - Tekstslide

5. Vakantiewerk

Slide 28 - Tekstslide

Individuele arbeidsovereenkomst
Individuele arbeidsovereenkomst:
  • Overeenkomst met de rechten en plichten van de werkgever en de werknemer.

Wat staat er in de individuele arbeidsovereenkomst?
  • arbeidsvoorwaarden: Loon, functie, fulltime of parttime.
  • proeftijd: Periode waarin de werknemer zonder opgaaf van reden ontslagen mag worden of ontslag mag nemen.

Slide 29 - Tekstslide

Edward (15 jaar) krijgt een vaste baan aangeboden in een supermarkt. Mila (15 jaar) heeft al drie maanden een vaste baan. Ze werkt elke zaterdag.
Wiens ouders kunnen bezwaar maken?
A
Beide, want ze zijn 15 jaar.
B
Alleen Edward, want Mila heeft al langer dan 4 weken een vaste baan.
C
Alleen Mila, want ze werkt al 3 maanden op zaterdag.
D
Geen, want een 15-jarige mag zelf bepalen of hij werkt of niet.

Slide 30 - Quizvraag

Tine gaat aan de slag in een restaurant. Ze heeft een proeftijd van 4 weken. Na 1 week belt Tine het restaurant op om te zeggen dat ze niet meer komt. Het valt niet te combineren met school. Mag dit?
A
Neen, want het restaurant kan niet zo snel vervanging vinden.
B
Neen, want ze moet haar proeftijd eerst uitdoen.
C
Ja, want in de proeftijd kan ze ten alle tijden ontslag nemen.
D
Ja, want je kan altijd zomaar ontslag nemen, proeftijd of niet.

Slide 31 - Quizvraag

6. Collectieve arbeidsovereenkomst

Slide 32 - Tekstslide

Verschil CAO en individuele arbeidsovereenkomst
CAO: 
  • Afspraken tussen werkgevers en vakbonden over de arbeidsvoorwaarden van een grote groep werknemers.

De CAO geldt voor elke werknemer, de individuele arbeidsovereenkomst geldt alleen voor 1 werknemer. De individuele arbeidsovereenkomst mag niet afwijken van de CAO. De CAO mag niet in strijd zijn met een wet (Wet op het minimumloon, Arbowet of Arbeidstijdenwet).

Slide 33 - Tekstslide

CAO
Enkele zaken die geregeld zijn in de CAO:
  • Loonschalen.
  • Kwaliteitseisen om aan een functie te voldoen.
  • Regels over het loon tijdens onregelmatige werkuren.
  • Aantal vakantiedagen, snipperdagen en ouderschapsverlof.

Slide 34 - Tekstslide

Ian wordt nu betaald volgens loonschaal 3, periodiek 4. Elk jaar
krijgt hij er een periodiek bij. Doordat hij dit jaar een cursus
heeft gevolgd, wordt hij bevorderd tot beveiliger B.

Wat is zijn nieuwe loon volgend jaar?

Slide 35 - Open vraag