H3 Stedelijke gebieden

H4 - Stedelijke gebieden
1 / 53
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 53 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

H4 - Stedelijke gebieden

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat kan je verwachten?
  • H3 bestaat uit 6 paragrafen en komen terug in het CE
  • H3 wordt afgesloten met een praktische opdracht
  • Het PO wordt uitgevoerd in twee-tallen en gaat over buurten in Amsterdam-Oost. 
  • Planning wat je per week kan verwachten staat in de werkwijzer. 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat wordt er behandeld? 
  • De verschillende functies van een stad (economie, bestuur, duurzaamheid.)
  • Vernieuwingen in een stad 
  • Buurtprofiel (woningkenmerken, bewonerskenmerken)
  • Woonomgeving (samenhang tussen bewoners, woningen en omgeving) 
  • Buurtprofiel en woonomgeving komen terug in PO!

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar denk jij aan bij een 'Stad'?

Slide 4 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Kaart

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Kaart

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Kaart

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Kaart

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Kaart

Deze slide heeft geen instructies

Betekenis van een stad:
Grote plaats waar mensen wonen en werken, gelegen aan verkeerswegen en een eigen  bestuurs- en voorzieningsstructuur. 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdacht:
Bedenk 3 dingen die je in een stad kan doen.

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vergelijk nu een dorp met een stad en noem 3 kenmerken die verschillen.

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom zou jij zelf in een stad gaan wonen?

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

3.1 Economie van een stad

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
  • Je weet dat de creatieve beroepen in steden de motor zijn van de kenniseconomie en steeds belangrijker worden.
  • Je begrijpt op welke manier de creatieve sector steden economisch laat groeien

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kenniseconomie
Een economie waarin vooral nieuwe technologie en nieuwe producten worden bedacht.



Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soorten kennis
  1. Technologische kennis Belangrijk in industrie en uitvinden van producten.
  2. Sociale kennis              Handel en dienstverlening.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar wordt deze kennis gebruikt?
Voor de kennis economie zijn allerlei kennis en informatie belangrijk. 
  • Wat mag wel en niet? (juristen)
  • Hoe kan ik mijn product goed verkopen? (marketing)
  • Heeft iemand anders dit product al bedacht? (databanken)


De bedrijven die de tertiaire sector ondersteunen noem je Zakelijke dienstverlening.


Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Creatieve sector
Tussen 1975 en 1990 was er een leegloop van de stad. 
Bedrijven trokken uit de stad en de werkgelegenheid daalde.
Buurten gingen achteruit en er onstond vee leegstand.






Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat veranderde in 1990 dat de stad weer aantrekkelijk werd voor bedrijven?
Wie trokken er naar de stad?

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Er ontstonden broedplaatsen voor de creatieve sector.
Deze zijn ook belangrijk voor de economie. Waarom?

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Zoek een bedrijf op in uit de regio Amsterdam dat zowel onder de creatieve sector valt als in de kenniseconomie.
- Bedrijf met innovatief idee?
- Duurzaam of snel groeiend?
- Waarom en wat?

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

6

Slide 23 - Video

Deze slide heeft geen instructies

00:26
Wat is een kenniseconomie?

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

01:15
Geef een voorbeeld van een beroep binnen de sociale kennis en technische kennis

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

02:18
Waarom is Hilversum een creatieve stad?

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

02:34
Wat veranderde in de jaren '90 voor de economie?

Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

03:19
Waar in Amsterdam vind je een broedplaats?

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

03:23
Wie profiteren het meeste van de kenniseconomie?

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

3.2 - Stad van de toekomst

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
  • Je kent manieren waarop krimpende én groeiende steden in de toekomst duurzaam en smart zullen zijn.
  • Je kan uitleggen waarom sommige steden groeien en anderen juist krimpen.
  • Je kan uitleggen waarom steden in de toekomst duurzamer en slimmer zullen worden.

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe ziet een stad van de toekomst eruit?

Slide 32 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

2 Soorten steden deze paragraaf
Duurzame steden
(Sustainable cities)
Slimme steden
(Smart cities)

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Veranderdende steden
Steden zijn aantrekkelijk voor bedrijven door: 
- Veel voorzieningen
- Hoge bevolkingsdichtheid

Problemen hierbij:
  • Luchtvervuiling
  • Afvalstromen
  • CO2-uitstoot


Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In welke delen van Nederland zullen steden krimpen?
En waar in NL zouden ze juist groeien?

Slide 35 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Steden aan de randen van Nederland zullen de komende periode te maken krijgen met bevolkingskrimp.
Het is belangrijk dat deze steden zich blijven doorontwikkelen! 
De steden moeten zich aanpassen op: 
- Leegstand
- Ontgroening 
- Dalende vraag naar voorzieningen
Groeiende steden in het westen krijgen juist te maken met andere problemens zoals: Luchtvervuiling, afvalstromen, CO2-uitstoot en huisvesting.

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De duurzame stad 

Op welke manier kan de stad van de toekomst een duurzame stad worden?
  • goede isolatie van gebouwen
  • aanleg stadsakkers op platte daken
  • elektrisch rijden
  • kringloopeconomie
  • Het nieuwe werken (flexplek of thuis)

Kringloopeconomie: een economisch systeem waarbinnen al het afval hergebruikt wordt.
Duurzame stad: een stad die energieneutraal is en zo weinig mogelijk afval produceert.

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De slimme stad
De slimme stad
Slimme steden maken gebruik van digitale technologie om de leefbaarheid in de stad te verbeteren.

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Data
Open data = Openbare gegevens
Big data = Gegevens uit bronnen van mobieltjes (hoe druk is het nu in het museum?)

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar kunnen steden digitale data vandaan halen om hun steden te innoveren?
Geef een voorbeeld en verklaar je voorbeeld.

Slide 40 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Bekijk de afbeelding. Welk begrip past bij de afbeelding?
A
Sustainable City
B
Stad van de toekomst
C
Creatieve stad
D
Smart City

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Om de stad duurzaam te maken is samenwerking met verschillende partijen nodig.

Geef aan hoe zo'n samenwerking eruit kan zien.

Slide 42 - Open vraag

Een juist antwoord bestaat uit de volgende onderdelen:

Rotterdam: pps / tussen overheid en bedrijfsleven;

Heerlen: regionale samenwerking / samenwerking tussen overheden.
Wat is het verschil tussen een duurzame stad en een smart city?

Slide 43 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

krimpgebieden liggen in
A
Noord- en Zuid Holland
B
Brabant
C
Zeeland, Groningen en Zuid-Limburg
D
Gelderland

Slide 44 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is geen oorzaak van bevolkingskrimp?
A
Jonge mensen en jonge gezinnen trekken naar andere gebieden.
B
Er worden minder kinderen geboren in de krimpgebieden.
C
Jonge mensen verhuizen van stad naar het platteland
D
De achterblijvende, vergrijzende bevolking komt te overlijden.

Slide 45 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De hogere demografische druk in de krimpgebieden is te verklaren door
A
vergrijzing en ontgroening
B
vergrijzing
C
ontgroening

Slide 46 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

3.3 Verstedelijking en bestuur 

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
  • Je kent twee manieren waarop er wordt samengewerkt aan de oplossing van problemen in steden.
  • Je kan uitleggen waarom er samenwerking is tussen overheden en tussen overheid en bedrijfsleven.
  • Je kunt vraagstukken in stedelijke gebieden op verschillende schaalniveaus beschrijven en analyseren

Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bestuurlijke niveaus
Het openbaar bestuur werkt op de drie schaalniveaus samen aan ruimtelijke ordening.
Van hoog naar laag schaalniveau:
  1. Rijk
  2. 12 provincies
  3. 388 gemeenten 

Slide 49 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bestuurlijke samenwerking
Er zijn 22 stadsgewesten in Nederland.


Waarom bepaalt het stadsgewest het aantal nieuwbouwwoningen en niet de gemeentes?



Afstemming tussen gemeenten nodig, voorkomen leegstand of tekort.
Bijvoorbeeld: groeiende stad, krimpende groeikernen.
Functionele eenheid van een grote stad met omliggende plaatsen.

Slide 50 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Regionale samenwerking
Amersfoort overlegt met omliggende gemeenten over nieuwe recreatiemogelijkheden.


Dit heet regionale samenwerking.



Slide 51 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Publiek - private samenwerking
De overheid werkt samen met bedrijven bij grote bouwprojecten.
De publieke sector behartigt de belangen van ons allemaal.
De private sector levert geld en specialistische kennis.

Door middel van publiek-private samenwerking wordt de Amsterdamse Zuidas groener en is er plaats voor recreatie

Slide 52 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zoek op internet nog een ander voorbeeld van een publiek-private samenwerking.

Slide 53 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies