Bevolking M2 H1

Bevolking 
Herhaling paragraaf 1.2 
Uitleg  1.3
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Bevolking 
Herhaling paragraaf 1.2 
Uitleg  1.3

Slide 1 - Tekstslide

Herhalingsvragen
Soms zijn er open vragen, je moet hierop een serieus antwoord geven.
Soms zijn het meerkeuze-vragen. 

Slide 2 - Tekstslide

Wat is bevolkingsdichtheid?

Slide 3 - Open vraag

Bevolkingsdichtheid
Aantal mensen per km2

Slide 4 - Tekstslide

Bevolkingsdichtheid

Slide 5 - Tekstslide

Als gebieden op de vorige kaart rood van kleur zijn, dan is de bevolkingsdichtheid .....
A
klein
B
hoog
C
groot
D
laag

Slide 6 - Quizvraag

Als gebieden op de vorige kaart licht geel van kleur zijn, dan is de bevolkingsdichtheid .....
A
klein
B
hoog
C
groot
D
laag

Slide 7 - Quizvraag

Noem minimaal 2 redenen waarom sommige gebieden dunbevolkt zijn.

Slide 8 - Open vraag

Wat is een natuurlijke factor waardoor de bevolkingsdichtheid hoog is in gebieden?
A
Werkgelegenheid
B
Ligging bij water
C
Cultuur
D
Lekker eten

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Tekstslide

Kies 2 provincies waar de bevolkingsdichtheid hoog is in Nederland.
A
Zuid-Holland en Zeeland
B
Zeeland en Groningen
C
Groningen en Utrecht
D
Noord-Holland en Zuid-Holland

Slide 11 - Quizvraag

Dunbevolkt
Dichtbevolkt
Zeeland
Utrecht
Veel mensenper km2

weinig mensen
per km2

Slide 12 - Sleepvraag

Als de bevolkingsdichtheid 8 is, betekend dat .......
A
er 6 mensen per km2 wonen
B
er in een land 8 mensen wonen
C
er 8 mensen per m2 wonen
D
er 8 mensen per km2 wonen

Slide 13 - Quizvraag

Paragraaf 1.3 Natuurlijke bevolkingsgroei

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Wat is het geboortecijfer?
Wat is de betekenis van het woord?

Slide 16 - Open vraag

Paragraaf 1.3
Geboortecijfer (= aantal geboorten per 1000 inwoners)

Sterftecijfer (= aantal sterfgevallen per 1000 inwoners)

Het verschil hiertussen is het geboorteoverschot of soms een sterfteoverschot.

Slide 17 - Tekstslide

In Nederland is het geboortecijfer 11, het sterftecijfer is 9. We hebben een .........
A
geboorteoverschot
B
sterfteoverschot

Slide 18 - Quizvraag

In Duitsland is het geboortecijfer 9 en het sterftecijfer is 11, we hebben een ....
A
geboorteoverschot
B
sterfteoverschot

Slide 19 - Quizvraag

Noem 2 redenen waarom in arme landen het geboortecijfer hoog is.

Slide 20 - Open vraag

Redenen hoog geboortecijfer
- weinig voorbehoedsmiddelen
- veel kindersterfte
- kinderen als oudedagsvoorziening
- kinderen geven aanzien
- cultureel bepaald
- godsdienst is belangrijk

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

In welke fases is er grote bevolkingsgroei?
A
fase 1 en 4
B
fase 1 en 3
C
fase 2 en 4
D
fase 2 en 3

Slide 23 - Quizvraag

Arme landen zitten vooral in fase .... en fase ...
A
fase 1 en 2
B
fase 2 en 4
C
fase 1 en 4
D
fase 5 en 6

Slide 24 - Quizvraag

Slide 25 - Video

Wat is vergrijzing?

Slide 26 - Open vraag

Vergrijzing
Mensen blijven steeds langer leven door betere gezondheidszorg.
Er komen dus steeds meer ouderen in de samenleving. 

Slide 27 - Tekstslide

Vergrijzing

Slide 28 - Tekstslide

Hoeveel procent ouderen was er in 1960?
A
19
B
9
C
18,8
D
59

Slide 29 - Quizvraag

Hoeveel procent ouderen is er in 2040?
A
9
B
10
C
45
D
26

Slide 30 - Quizvraag

Dat was het!!!
Klopt dit?
A
Ja
B
Correct
C
Waar
D
Nee

Slide 31 - Quizvraag