T1_L5_prijs op de markt

T1_L5_Hoe komt de prijs op de markt tot stand?
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieSecundair onderwijs

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

T1_L5_Hoe komt de prijs op de markt tot stand?

Slide 1 - Tekstslide

Wat is een markt?
Een onderneming is voortdurend op zoek naar mogelijkheden om nieuwe producten op de markt te brengen. 
De markt is het geheel van de vraag naar en het aanbod van een bepaald product. Op de goederen en dienstenmarkt of productmarkt worden goederen, zoals een auto, en diensten, zoals een verzekering, verhandeld tussen de verkoper en de koper.
De vraag op de goederen- en dienstenmarkt komt van de consument (=koper of vrager), het aanbod komt  van de verkoper (= producent of aanbieder).

Slide 2 - Tekstslide

Marktvormen op de goederen- en dienstenmarkt
Een marktvorm is het geheel van omstandigheden waarbij ondernemingen met elkaar concurreren. 
Een marktvorm wordt beschreven op basis van vier criteria:
■ het aantal vragers en aanbieders op de markt
■ de aard van het product: is het een homogeen of heterogeen product?
■ de transparantie (of doorzichtigheid) van de markt: is alle informatie over hoe de prijs tot stand komt beschikbaar?
■ de toetreding tot de markt: is het gemakkelijk om toe te treden als koper of verkoper?

Slide 3 - Tekstslide

De belangrijkste marktvormen zijn:
volkomen concurrentie: er zijn veel aanbieders van een homogeen product, zoals Jonagoldappels.
■ monopolie: er is maar één aanbieder, zoals bv de NMBS.
■ oligopolie: er zijn maar enkele aanbieders. Het is moeilijk om als nieuwe aanbieder toe te treden tot deze markt.
■ monopolistische concurrentie: dit is de meest voorkomende marktvorm. Er zijn veel aanbieders en de producten verschillen van elkaar op het gebied van verpakking, service, uitzicht …

Slide 4 - Tekstslide

In dit level gaan we uit van een markt van volkomen concurrentie om te kijken hoe de prijs op de markt tot stand komt.


volkomen concurrentie:
  • er zijn veel aanbieders en vragers 
  • de producten zijn homogeen, zoals Jonagoldappels.
  • de markt is doorzichtig
  • Er is een vlotte toe- en uittreding tot de markt

Slide 5 - Tekstslide

De ............................................ is het geheel van vraag naar en aanbod van een bepaald product. 
De .......................................... op de goederen- en dienstenmarkt komt van de koper, het .............................. komt van de verkoper (producent of handelaar).
vraag
aanbod
markt

Slide 6 - Sleepvraag

Lees onderstaande tekst over Jozefien

Slide 7 - Tekstslide

Hoe duurder de smoothies zijn, hoe minder de gevraagde hoeveelheid
ernaar zal zijn.
A
juist
B
fout

Slide 8 - Quizvraag

Elk individu heeft zijn eigen voorkeur voor een bepaald product. De individuele vraagcurve geeft het verband weer tussen een bepaalde prijs en de hoeveelheid die de persoon voor die prijs wil kopen.  
De vraagcurve wordt voorgesteld in een grafiek met op de x-as de gevraagde hoeveelheid en op de y-as de prijs
In de vraagcurve van Jolien naar Nike-sneakers, zie je dat ze voor de prijs van 100,00 euro, ze 3 paar sneakers wil kopen. 

Slide 9 - Tekstslide

In  symbolen:
  • De prijs geven we weer als "p".
  • De gevraagde hoeveelheid geven we weer als "qv".
  • De vraagcurve = V
 
  • De vraag = de hele vraagcurve en omvat alle punten op de curve.
  • De gevraagde hoeveelheid is een specifiek punt op de vraagcurve, namelijk hoeveel goederen een consument wil kopen bij een bepaalde prijs.


LET OP: de vraag (V) is niet hetzelfde als de gevraagde hoeveelheid (qv)!! 

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Hoeveel paar sneakers zal
Jolien willen kopen bij 70,00 euro?
A
3
B
4
C
5
D
6

Slide 12 - Quizvraag

Welke zin klopt bij het punt:
p = 70,00
qv = 4
A
Bij een prijs van 70,00 euro per paar, zullen 4 klanten sneakers kopen
B
Bij een prijs van 4 euro, zullen 70 paar schoenen verkocht worden.
C
Jolien zal 4 sneakers kopen voor een totaalprijs van 70,00 euro
D
Voor de prijs van 70,00 euro per paar, zal Jolien 4 paar sneakers vragen.

Slide 13 - Quizvraag

De vraag naar smoothies ken een dalend verloop
A
juist
B
fout

Slide 14 - Quizvraag

Als de prijs van een product verandert, dan wijzigt de gevraagde hoeveelheid en beweeg je dus OP de vraagcurve. Je blijft op dezelfde vraagcurve maar er komt een andere gevraagde hoeveelheid tot stand.

In dit voorbeeld: 
als de prijs stijgt van 4,00 naar 5,00 euro, dan daalt de gevraagde hoeveelheid van 300 stuks naar  250 stuks.

Slide 15 - Tekstslide

De ............................................. geeft weer welke hoeveelheid de koper bereid is te kopen tegen verschillende prijzen. 
De .......................................... laat grafisch zien welke hoeveelheden een koper bereid is te kopen bij uiteenlopende prijzen. 
De vraagcurve verloopt ...................................., want:
■ als de prijs stijgt, dan ............................... de gevraagde hoeveelheid;
■ als de prijs daalt, dan ................................ de gevraagde hoeveelheid.
Er is dus een negatief verband tussen de prijs en de gevraagde hoeveelheid.

daalt
vraagcurve
vraag
dalend
stijgt

Slide 16 - Sleepvraag

Toepassing in je werkboek
Explore 3 vanaf p 103. 
  • p 103: Vul de gegevens onder optie 1 (nike sneakers) aan.
  • p 104: teken de vraagcurve in grafiek 1.1 op basis van de tabel bovenaan.
  • p 105: a) hoe verloopt de vraagcurve? c) voor optie 1 en d) waarom verloopt de vraagcurve zo?

Slide 17 - Tekstslide

Waardoor kan de vraag naar een product veranderen denk je?

Slide 18 - Poll

Er zijn verschillende factoren waardoor de vraag naar een product kan toenemen of afnemen.
  • Als de vraag toeneemt, dan verschuift die evenwijdig naar rechts : voor dezelfde prijs zal de gevraagde hoeveelheid meer zijn).
  • Als de vraag afneemt, dan verschuift die evenwijdig naar links : voor dezelfde prijs zal de gevraagde hoeveelheid minder zijn.

Slide 19 - Tekstslide

oefening 1
In de media start een grote reclamecampagne voor appels.

Slide 20 - Tekstslide

De vraag zal
A
stijgen
B
dalen

Slide 21 - Quizvraag

De vraagcurve verschuift naar
A
links
B
rechts
C
boven
D
onder

Slide 22 - Quizvraag

Oefening 2
Ik verlies mijn job. Wat gebeurt er met mijn vraag naar cinematickets?

Slide 23 - Tekstslide

De vraag zal
A
stijgen
B
dalen

Slide 24 - Quizvraag

De vraagcurve verschuift naar
A
links
B
rechts
C
boven
D
onder

Slide 25 - Quizvraag

Oefening 3
Apple (concurrent van Samsung) verlaagt  sterk haar prijzen. 
Wat gebeurt er met de vraag naar Samsung?

Slide 26 - Tekstslide

De vraag naar Samsung zal
A
stijgen
B
dalen

Slide 27 - Quizvraag

De vraagcurve verschuift naar
A
links
B
rechts
C
boven
D
onder

Slide 28 - Quizvraag

Wat zijn substitutieproducten?
zoek op op het internet

Slide 29 - Tekstslide

Toepassing in je werkboek
Explore 4 vanaf p 106. Kies telkens optie 1 (Nike-sneakers)
  • p 106: Markeer het juiste antwoord voor situatie 1, 2, 3 en 4
  • p 107: teken een verschuiving van de vraagcurve naar rechts en naar links (grafiek 2.1 en 3.1)
  • p 108: oefening 4, 5 en 6 (niet oef 7 = ICT)

Slide 30 - Tekstslide

Hoe ging het?
😒🙁😐🙂😃

Slide 31 - Poll