Gustar

Hola, Buenos días
¿Hoy es?
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Hola, Buenos días
¿Hoy es?

Slide 1 - Tekstslide

Gustar = leuk/lekker vinden, houden van
  + gusta O gustan

me
te
le
nos
os
les

Slide 2 - Tekstslide

Enkelvoud
Meervoud
me
te
le
nos
os
les
gusta
me
te
le
nos
os
les
gustan
gusta: + zn enkelvoud ÓF een heel ww
gustan: + zn meervoud ÓF meerdere zn ev

Slide 3 - Tekstslide

ejemplos:
Me gusta el color.                           Me gustan los colores.
¿Te gusta la canción?                   ¿Te gustan las canciones?
Le gusta comer.                              Le gustan las fiestas.
Nos gusta el español.                  Nos gustan el español y el inglés.
¿Os gusta el móvil?                       ¿Os gustan los móviles?
No les gusta el fútbol.                 No les gustan los deportes.

Slide 4 - Tekstslide

Vul in:
Me ... el color rojo.


timer
0:15
A
gustan
B
gusta
C
gusto
D
gustas

Slide 5 - Quizvraag

Vul in:
¿Te ... el español?
timer
0:15
A
gusta
B
gustas
C
gustan
D
gustar

Slide 6 - Quizvraag

Vul in:
Me ... comer una pizza.
timer
0:15
A
gustan
B
gusta
C
gusto
D
gustar

Slide 7 - Quizvraag

Vul in:
Nos .... los coches rápidos.

timer
0:15
A
gustar
B
gustamos
C
gustan
D
gusta

Slide 8 - Quizvraag

Vul in:
A Juan.........................gusta cantar.


timer
0:15
A
me
B
le
C
les
D
nos

Slide 9 - Quizvraag

Vul in:
(hij vindt leuk) .... esuchar música.
timer
0:15
A
él gusta
B
le gusta
C
le gustan
D
les gustan

Slide 10 - Quizvraag

Vul in:
(jij) ... el deporte.
timer
0:15
A
te gustas
B
te gusta
C
te gustan
D
te gusto

Slide 11 - Quizvraag

Wij houden van dansen.
timer
0:15
A
Nos gustan bailar
B
Nos gustar bailar
C
Gustamos bailar
D
nos gusta bailar

Slide 12 - Quizvraag

Hoe goed begrijp je de stof tot nu toe?
A
Heel goed
B
Redelijk
C
Ik vind het lastig
D
Geen idee waar het over gaat

Slide 13 - Quizvraag

Wat betekent de zin:
¿Les gustan las sorpresas?
A
Houd jij van verrassingen?
B
Houd hij van verrassingen?
C
Houden jullie van verrassingen?
D
Houden zij/ houdt u van verrassingen?

Slide 14 - Quizvraag

Hoe zeg je in het Spaans:
Ik houd van vliegen in een vliegtuig
A
Me gusta viajar en avión
B
Me gustan viajar en avión
C
Te gusta viajar en avión
D
Me gusta la música clásica

Slide 15 - Quizvraag

Hoe zeg je in het Spaans:
Houd jij van feestjes?
A
¿Le gustan las fiestas?
B
¿Te gustan las fiestas?
C
¿Te gusta las fiestas?
D
¿Nos gustan las fiestas?

Slide 16 - Quizvraag

Escribe en español:
Ik houd van dineren in een restaurant.

Slide 17 - Open vraag