Wie is er nu actief actief aan het sparen? waarvoor spaar je dan? en hoe?
Slide 3 - Woordweb
Je stort 1645 euro op de bank. Je rente is 2,5% per jaar. Wat is je saldo na een jaar? Hoeveel rente heb je dan ontvangen?
Slide 4 - Open vraag
Je krijgt van de bank 5% rente over je spaargeld. De inflatie is 4%. Wat is de reële rente?
Slide 5 - Open vraag
Aan de slag!
ga aan de slag met de opdrachten van 3.1:
2 en 3 horend bij leerdoel 1!
5 en 6 horend bij leerdoel 2!
8 en 9 horend bij leerdoel 3!
13 en 14 horend bij leerdoel 4!
Heb je vragen of ben je eerder klaar? Steek je vinger op.
Slide 6 - Tekstslide
Leerdoelen 3.2
- Lenen uitleggen en motieven herkennen
- Verschillende soorten leningen beschrijven
- Risico van lenen toelichten
- Berekenen wat lenen kost
Slide 7 - Tekstslide
timer
4:00
Wie heeft er wel is geld geleend? Welke leningen kennen jullie? Wat voor invloed heeft dit op je koopkracht? Schrijf dit op een blaadje in tweetallen op.
Slide 8 - Woordweb
Slide 9 - Video
Welke leenmotieven komen we in de praktijk vaak tegen?
Slide 10 - Woordweb
Leg aan de hand van een voorbeeld het verschil uit tussen een consumptief krediet en een hypothecaire lening.
Slide 11 - Woordweb
Risico van lenen
- Lenen bij ouders
- Terug kunnen betalen
- Risico
- Kans op schade of verlies
- lener en aflossen
- Verdiencapaciteit, BKR en rente
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Video
Kredietkosten berekenen
Kredietkosten = (Aantal termijnen x termijnbedrag) + afsluitkosten - lening
Slide 14 - Tekstslide
Je leent 4000 euro. Je betaalt voor je lening maandelijkse termijnen van 130 euro. De afsluitkosten bedragen 50 euro. De lening heeft een looptijd van drie jaar. Wat zijn de kredietkosten?
Slide 15 - Open vraag
Aan de slag!
ga aan de slag met de opdrachten van 3.2:
17 en 18 horend bij leerdoel 1!
26 en 27 horend bij leerdoel 2!
22 en 24 horend bij leerdoel 3!
19 en 20horend bij leerdoel 4!
3 en 5 van Rekenen
Heb je vragen of ben je eerder klaar? Steek je vinger op.