Donner: het vervoegen van de regelmatige werkwoorden op -er sept 2023

Sur la table....

* TON LIVRE: A

* TON CAHIER

* TA TROUSSE

* TON ORDINATEUR

1 / 22

Slide 1: Tekstslide

FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Sur la table....

* TON LIVRE: A

* TON CAHIER

* TA TROUSSE

* TON ORDINATEUR

Slide 1 - Tekstslide

Regelmatige werkwoorden!

Het vervoegen van regelmatige werkwoorden, hoe zat dat ook alweer?

Slide 2 - Tekstslide

Regelmatige werkwoorden!

Er zijn 3 familie's regelmatige werkwoorden:

eindigend op: -er -ir -re

Bijvoorbeeld: donner finir vendre

Slide 3 - Tekstslide

Les verbes régulier: -er -ir -re!

aimer finir vendre

écouter choisir répondre

regarder réussir attendre

parler réfléchir perdre

donner rougir entendre

rendre

Slide 4 - Tekstslide

Hakken en plakken

Hakken: je neemt het hele werkwoord en maakt de stam door meestal de twee laatste letters weg te hakken.

Plakken: check wat het onderwerp is en plak de juiste uitgang erachter.

Slide 5 - Tekstslide

Het vervoegen van regelmatige werkwoorden op -re

in de tegenwoordige tijd (de présent)

Aider (helpen)

Chercher (zoeken)

Demander (vragen)

Écouter (luisteren)

Parler (praten / spreken)

Trouver (vinden)

Regarder (kijk)

Slide 6 - Tekstslide

Hakken en plakken

Stap 1: neem het hele werkwoord: parler

Stap 2: maak de stam door: -er eraf hakken: parl

Stap 3: check wat het onderwerp is: bijv.beeld: nous

Stap 4: plak de juiste uitgang erachter : nous parlons

Slide 7 - Tekstslide

Leer de uitgangen uit je hoofd!

Stap 4: De juiste uitgangen aan de stam vastplakken:

Je + e

Tu + es

Il/elle/on + e

Nous + ons

Vous + ez

Ils/elles + ent

Slide 8 - Tekstslide

Voorbeeld

Je parle

Tu parles

Il/elle/on parle

Nous parlons

Vous parlez

Ils/elles parlent

Slide 9 - Tekstslide

Zoek de juiste vertaling

donner

regarder

écouter

aimer

parler

praten

geven

kijken

luisteren

houden van

Slide 10 - Sleepvraag

Les verbes régulier: -er !

aimer travailler détester préparer

écouter demander manger acheter

regarder oublier arriver habiter

parler adorer inviter jouer

donner préférer téléphoner rigoler

Slide 11 - Tekstslide

Hakken en plakken

Jij eet

manger - er stam: mang

mang + es (onderwerp: tu)

manges

Jij eet = tu manges

Slide 12 - Tekstslide

Welke tijden moet je kennen?

Présent: Passé Composé:

j' aide j' ai aidé

tu cherches tu as cherché

il / elle / on demande il / elle / on a demandé

nous écoutons nous avons écouté

vous parlez vous avez parlé

Ils / elles trouvent ils / elles ont trouvé

Slide 13 - Tekstslide

Samenvatting

Wat moet je leren en kennen en kunnen:

1. De 25 Franse regelmatige werkwoorden eindigend op -er.

2. De vertaling van deze werkwoorden.

3. Welke uitgangen er achter welke onderwerpen komen.

4. De uitgangen en de vertaling leer je uit je hoofd.

3. Hoe je ze moet vervoegen in zowel de présent: tegenwoordige tijd

Slide 14 - Tekstslide

Samenvatting

Wat moet je leren en kennen en kunnen:

1. De twintig Franse regelmatige werkwoorden eindigend op -er.

2. De vertaling van deze werkwoorden.

3. Welke uitgangen er achter welke onderwerpen komen.

4. De uitgangen en de vertaling leer je uit je hoofd.

3. Hoe je ze moet vervoegen in zowel de présent als in de passé composé.

Slide 15 - Tekstslide

Vervoeg het werkwoord "demander" in de présent.

Slide 16 - Woordweb

Écris les vingt-cinq verbes connus qui finissent: -er

Slide 17 - Open vraag

oublier

veranderen

vergeten

Slide 18 - Quizvraag

travailler

reizen

werken

Slide 19 - Quizvraag

inviter

uitnodigen

bezoeken

Slide 20 - Quizvraag

zij haten (een hekel hebben aan..)

ils détestent

il détestes

Slide 21 - Quizvraag

ik koop

je achète

j'achète

Slide 22 - Quizvraag