8.3 Eenheden van tijd

Wat gaan we vandaag doen?

- 8.3 Eenheden van tijd
- Eenheden van tijd uitleg
- Rekenen met de eenheden van tijd: omrekenen oefenen
-  Huiswerk maken

1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Wat gaan we vandaag doen?

- 8.3 Eenheden van tijd
- Eenheden van tijd uitleg
- Rekenen met de eenheden van tijd: omrekenen oefenen
-  Huiswerk maken

Slide 1 - Tekstslide

Tijdseenheden

Slide 2 - Woordweb

Zet de tijdseenheden op de juiste plek
365 of 366 dagen = ... 
1 jaar = 52 .... 
1 jaar = ...
1 jaar = 4 ....
29, 30 of 31 dagen = ...
12 maanden
1 jaar
kwartalen
weken
maand

Slide 3 - Sleepvraag

Zet de tijdseenheden op de juiste plek
60 sec = ...
24 uur= ...
60 minuten = ...
15 minuten = ...
3 maanden
minuut

kwartalen
kwartier
uur

dag of etmaal = ...

Slide 4 - Sleepvraag

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Testopgave blz. 126
Janneke gaat op de fiets naar een vriendin. Ze heeft om 11.00 uur afgesproken. Ze fietst 12 km. Ze vertrekt om 10:18 uur. 
Janneke fietst gemiddeld 16 km per uur. 
Is Janneke op tijd bij haar vriendin? 

Slide 7 - Tekstslide

10:18 uur + 45 minuten = 11:03 uur
Janneke is te laat. 
Janneke gaat op de fiets naar een vriendin. Ze heeft om 11.00 uur afgesproken. Ze fietst 12 km. Ze vertrekt om 10:18 uur. 
Janneke fietst gemiddeld 16 km per uur. 
Is Janneke op tijd bij haar vriendin? 
Snelheid = afstand : tijd --> tijd = afstand : snelheid
Afstand 12 km --> 12 : 16 = 0,75  --> 0,75 x 60 = 45  min

Slide 8 - Tekstslide

Oefenen
Monique gaat op de fiets naar haar vriend. Ze heeft om 13.00 uur afgesproken. Ze fietst 8,2 km. Ze vertrekt om 12:35 uur. 
Janneke fietst gemiddeld 20 km per uur. 
Is ze op tijd? 

Slide 9 - Tekstslide

Dus bijna 25 minuten. 12:35 uur + 25 minuten = 13:00 uur. Ze is op tijd.  
Monique gaat op de fiets naar haar vriend. Ze heeft om 13.00 uur afgesproken. Ze fietst 8,2 km. Ze vertrekt om 12:35 uur.
Janneke fietst gemiddeld 20 km per uur.
Is ze op tijd? 
Snelheid = afstand : tijd --> tijd = afstand : snelheid 
Afstand 8,2 km --> 8,2 : 20 = 0,41  --> 0,41 x 60 = 24,6  

Slide 10 - Tekstslide

Aan de slag
Maak nu vraag 43 t/m 49 van paragraaf 8.3
In je schrift!
Vanaf blz. 126

Slide 11 - Tekstslide