2G2 31-03-23

English 31/03/23
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

English 31/03/23

Slide 1 - Tekstslide

Today
Repetition - vraagwoorden
Grammar - hulpwerkwoorden
Exercises

Slide 2 - Tekstslide

Welke vraagwoorden ken je in het Engels? 
Question words

Slide 3 - Woordweb

Welk vraagwoord gebruik je als je vraagt naar een plaats?

A
When
B
What
C
Who
D
Where

Slide 4 - Quizvraag

Welk vraagwoord gebruik je als je vraagt naar een persoon?

A
How
B
Who
C
Why
D
When

Slide 5 - Quizvraag

Welk vraagwoord gebruik je als je vraagt naar een tijdstip?

A
How
B
Who
C
Why
D
When

Slide 6 - Quizvraag

Grammar time!
Goal:
At the end of this class, 
I understand the difference 
between "can" and "could".

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht
Can and Can't
Could and Couldn't

Wat is het verschil en elk van deze kan je voor verschillende zaken gebruiken. Welke?

Slide 8 - Tekstslide

Can/ can't


  • kunnen / niet kunnen


  • mogen /niet mogen

  • vragen of iets kan

  • vragen of iets mag ( aan bekenden)




Can / can't

  • Can you speak English?
  • I can't speak English

  • You can / can't borrow my pen

  • Can you help me?

  • Can I go now?

Slide 9 - Tekstslide

Could / Couldn't

Slide 10 - Tekstslide

Could/ Couldn't


  • verleden tijd kunnen: 

  • verleden tijd mogen 


  • zeggen dat iets zou kunnen zijn 

  • op een beleefde manier vragen of iets  zou kunnen of mogen 




Could / Couldn't

  • I could/couldn't read when I was four

  • I could / couldn't do whatever  I wanted


  • It could be a cat 

  • Could you open the door for me?
  • Could I have some tea? 

Slide 11 - Tekstslide

Can en Could
  • Can en could schrijf je ALTIJD hetzelfde ( dus GEEN  S bij he/she/it
  • Als je een ontkenning wil maken gebruik je can't of couldn't

  • Als je wilt vragen of (iemand) iets kan , zet can of could vooraan in de zin. De rest van de zin blijft hetzelfde
  • Het is beleefder om could te gebruiken

Slide 12 - Tekstslide

.... you see those letters?
A
can
B
could

Slide 13 - Quizvraag

Vraag beleefd:
..... you repeat that please?
A
could
B
can

Slide 14 - Quizvraag

Vraag beleefd:
____ you tell me the way please?
A
Can
B
Could

Slide 15 - Quizvraag

Fill in the gap:
I am ill. I _______ come to your party, sorry.
A
can
B
can't
C
could

Slide 16 - Quizvraag

Fill in the gap:
It's very loud in here, I ______ hear you!
A
can
B
can't
C
could

Slide 17 - Quizvraag

Fill in the gap:
My dog _______ do some really cool tricks!
A
can
B
can't
C
could

Slide 18 - Quizvraag

Now you
  • Give me a sentence for something you can do
  • Give me a sentence for something you could do
  • Ask a question with "can"
  • Ask a question with "could"

Slide 19 - Tekstslide

Exercises
4.5 writing exercise 6, 7

Finished? Test Jezelf unit 4

Slide 20 - Tekstslide