Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
VVC quizvragen
Termen oefenen: plaats de juiste term bij de definitie
Colon
Ileum
slokdarm
buikvlies
gehemelte
keelholte
alvleesklier
jejunum
duodenum
pancreas
dikke darm
farynx
palatum
peritoneum
oesofagus
kronkeldarm
nuchtere darm
12-vingerige darm
1 / 47
volgende
Slide 1:
Sleepvraag
Dierverzorging
MBO
Studiejaar 3,4
In deze les zitten
47 slides
, met
interactieve quizzen
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Termen oefenen: plaats de juiste term bij de definitie
Colon
Ileum
slokdarm
buikvlies
gehemelte
keelholte
alvleesklier
jejunum
duodenum
pancreas
dikke darm
farynx
palatum
peritoneum
oesofagus
kronkeldarm
nuchtere darm
12-vingerige darm
Slide 1 - Sleepvraag
Wat kan een oorzaak van braken zijn?
A
Gastritis
B
Endometritis
C
Corpus alienum
D
Alle genoemde antwoorden
Slide 2 - Quizvraag
Bij welke soort diarree kun je soms zwarte ontlasting zien?
A
Dunne darm diarree
B
Dikke darm diarree
Slide 3 - Quizvraag
Wat is flatulentie?
A
Veel gapen
B
Een medische term voor vla-achtige ontlasting
C
Darmgeluiden
D
Gasvorming (winden laten)
Slide 4 - Quizvraag
Wat is ileus?
A
Een deel van de dunne darm
B
Een verstoring van de normale darmpassage
C
Een van de heupbotten
D
Gasbuik
Slide 5 - Quizvraag
Wat is de functie van de exocriene pancreas?
A
Maken insuline en glucagon
B
Maken lipase, amylase en pepsine
C
Maken lipase, amylase en trypsine
D
Maken insuline en glycogeen
Slide 6 - Quizvraag
Wat gebeurt er in de dunne darm met het voedsel
A
Gal en verteringsenzymen worden toegevoegd
B
Zoutzuur wordt toegevoegd
C
Voedingsstoffen worden opgenomen
D
Bacteriën breken bepaalde voedingsstoffen af
Slide 7 - Quizvraag
Wat is de functie van gal?
A
neutraliseren zuur voedsel
B
verteren van eiwit
C
verkleinen van vetdeeltjes
D
opname van suikers
Slide 8 - Quizvraag
Wat is de juiste volgorde van de onderdelen van de dunne darm?
A
Duodenum, ileum, jejunum
B
Duodenum, jejunum, ileum
C
Ileum, duodenum, jejunum
D
Jejunum, ileum, duodenum
Slide 9 - Quizvraag
Wat is een kenmerk van dunne darm diarree?
A
Heel vaak poepen
B
Persen / verhoogde aandrang
C
Gewichtsverlies
D
Niet vermageren
Slide 10 - Quizvraag
Wat zijn prebiotica?
A
Voedingsstoffen voor de darmcellen
B
Voedingsstoffen voor de goede bacteriën in de darm
C
Levende bacteriën ter ondersteuning van de darmen
D
Een natuurlijke soort antibiotica
Slide 11 - Quizvraag
De poortader gaat van ... naar ...
A
Van de dunne darm naar de lever
B
Van de dunne darm naar de dikke darm
C
Van de lever naar de dunne darm
D
Van de lever naar het hart
Slide 12 - Quizvraag
Wat voor nutraceuticals zitten er in een maagdarmdieet?
A
FOS, EPA, DHA en glucosamine
B
FOS, MOS, EPA, en DHA
C
FOS, EPA, L-carnitine glucosamine
D
MOS, DHA, L-carnitine en glucosamine
Slide 13 - Quizvraag
Wat zijn voorbeelden van fermenteerbare vezels?
A
Cellulose
B
Bietenpulp
C
Chicorei
D
Rijst
Slide 14 - Quizvraag
Wat zijn taken van de lever?
A
Afbraak van eiwitten en medicijnen
B
Opslag van glucose (als glycogeen)
C
Aanmaak van bepaalde vitaminen
D
Alle genoemde antwoorden
Slide 15 - Quizvraag
Wat is de reden voor het matig eiwitgehalte in dieetvoeding voor de lever?
A
Smakelijkheid verhogen
B
Bloeddruk verlagen
C
Ammoniakproductie verlagen
Slide 16 - Quizvraag
Welke voedingsstoffen zijn in gehalte verhoogd in een leverdieet?
A
eiwitten en vetten
B
eiwitten en koolhydraten
C
vetten en koolhydraten
D
eiwitten, vetten en koolhydraten
Slide 17 - Quizvraag
Welk mineraal is verhoogd aanwezig in een leverdieet?
A
zink
B
koper
C
natrium
D
L-carnitine
Slide 18 - Quizvraag
Wat is sepsis?
A
Orgaanfalen
B
Verstoorde stolling
C
Bloedvergiftiging door bacteriën
Slide 19 - Quizvraag
Alle hersteldieten bevatten naast een verhoogd eiwitgehalte een verhoogd vetgehalte.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 20 - Quizvraag
Waarom bevat een herstel dieet een aangepast eiwitgehalte met een hoge biologische waarde?
A
Eiwitten zijn nodig voor spieropbouw
B
Eiwitten zijn nodig om beschadigd weefsel te herstellen
C
Eiwitten helpen bij de bestrijding van infecties, in de vorm van antilichamen
D
Alle genoemde antwoorden zijn juist
Slide 21 - Quizvraag
In welke dieetvoeding zou je extra omega-3 vetzuren aan kunnen treffen?
A
Dieetvoeding voor dieren met een chronische nieraandoening
B
Dieetvoeding voor dieren met een gevoelige huid
C
Dieetvoeding voor dieren met een gewrichtsaandoening
D
In alle genoemde dieetvoedingen.
Slide 22 - Quizvraag
Wat is de gouden standaard bij het aantonen van een voedselallergie?
A
Eigenaar moet zelf koken
B
Dieetvoeding met één eiwitbron
C
Dieetvoeding met gehydroliseerd eiwit
D
Geen idee
Slide 23 - Quizvraag
Max de labrador is 12 jaar. Hij hoest en houdt de wandelingen minder goed vol. Waar kunnen deze symptomen op duiden?
A
Ouderdom
B
Schildklierproblemen
C
Heupdysplasie
D
Hartproblemen
Slide 24 - Quizvraag
Op welk deel van het hart staat het vraagteken?
A
Vetweefsel
B
Kransslagader
C
Kransader
D
Pees
Slide 25 - Quizvraag
Met een ECG bepaal je de elektrische signalen van het hart.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 26 - Quizvraag
Op welk deel van het hart staat het vraagteken?
A
Rechterboezem
B
Rechtkamer
C
Linkerboezoem
D
Linkerkamer
Slide 27 - Quizvraag
Welk onderdeel van het hart zorgt voor elektrische prikkels?
A
Rechterboezem
B
Linkerboezem
C
Sinusknoop
D
Hartkleppen
Slide 28 - Quizvraag
Welk deel van het hart heeft de meest gespierde wand?
A
Rechter boezem
B
Rechter kamer
C
Linker boezem
D
Linker kamer
Slide 29 - Quizvraag
Welke bloedvaten bevatten kleppen?
A
Alle slagaders (arteriën)
B
Alle aders (venen) plus aorta en longslagader
C
Alleen alleen aders (venen)
D
Alleen de kranslagaders
Slide 30 - Quizvraag
Wat is waar over hartspieraandoeningen?
A
Hypertrofische cardiomyopathie zien we voornamelijk bij honden
B
Congestieve cardiomyopathie zien we vooral bij katten
C
Congestieve cardiomyopathie zien we evenveel bij honden als katten
D
Hypertrofische cardiomyopathie zien we voornamelijk bij katten
Slide 31 - Quizvraag
Wat is waar over aandoeningen van de hartkleppen?
A
Deze komen vooral voor bij grote honden
B
Deze komen vooral voor bij katten
C
Deze zien we vooral aan de mitralisklep optreden
D
Deze komen vooral voor aan de longslagader
Slide 32 - Quizvraag
Wat wordt er vaak toegevoegd aan een hartdieet?
A
L-carnitine en arachidonzuur
B
L-lysine en anti-oxidanten
C
Taurine en L-carnitine
D
Taurine en ACE-remmers
Slide 33 - Quizvraag
Het natriumgehalte in een dieet voor hartaandoeningen is ....
A
Verhoogd
B
Verlaagd
Slide 34 - Quizvraag
Wat is het effect van antioxidanten en flavanolen bij hartproblemen?
A
Ze veroorzaken een lokale vasoconstrictie voor een normale bloeddruk
B
Ze veroorzaken een lokale vasodilatatie voor een normale bloeddruk
Slide 35 - Quizvraag
Wat is waar over dieetvoedingen voor een kat met hartproblemen?
A
Voor katten wordt in dit geval een maagdarmdieet geadviseerd
B
Voor katten wordt in dit geval een leverdieet geadviseerd
C
Voor katten wordt in dit geval een nierdieet geadviseerd
D
Voor katten wordt het hartdieet voor honden geadviseerd
Slide 36 - Quizvraag
Wat is waar over goedaardige tumoren?
A
Deze metastaseren snel
B
Deze groeien snel
C
Deze groeien vaak infiltratief
D
Deze zijn goed afgegrensd
Slide 37 - Quizvraag
Wat zijn de belangrijkste kenmerken van een dieet voor dieren met tumoren?
A
Laag energiegehalte, hoog eiwitgehalte, hoog koolhydratengehalte
B
Hoog energiegehalte, hoog eiwitgehalte, hoog koolhydratengehalte
C
Hoog energiegehalte, hoog eiwitgehalte, laag koolhydratengehalte
D
Hoog energiegehalte, laag eiwitgehalte, hoog koolhydratengehalte
Slide 38 - Quizvraag
Hoe herken je stress bij katten?
A
Pupilvernauwing, verhoogde hartslag en bloeddruk
B
Overmatig speekselen, idiopathische cystitis, agressie
C
Veel slapen, verminderde eetlust, overmatig likken
D
Pupilverwijding, idiopathische cystitis en verlaagde bloeddruk
Slide 39 - Quizvraag
Welk nutraceutical is nuttig bij stress?
A
L-tryptofaan
B
L-lysine
C
L-carnitine
D
L-tyrosine
Slide 40 - Quizvraag
Welk nutraceutical is nuttig bij stress?
A
Fosfatidylserine
B
Natriumpolyfosfaat
C
Luteïne
D
Alfa-casozepine
Slide 41 - Quizvraag
Welk nutraceutical is de voorloper van serotonine?
A
Alfa-casozepine
B
L-tryptofaan
C
Leucine
D
Vishydrolysaat
Slide 42 - Quizvraag
De kat van mevr Janssen is 13 jaar ze braakt vaak, heeft constant honger, is hyperactief en schrikachtig. Aan welke aandoening denk je?
A
Hyperthyreoïdie
B
Nierinsufficiëntie
C
Suikerziekte
D
Hersentumor
Slide 43 - Quizvraag
Wat is de meest voorkomende schildklieraandoening bij de kat?
A
Hyperthyreoïdie
B
Hypothyreoïdie
Slide 44 - Quizvraag
Welke nutraceuticals zijn gunstig bij schildklierproblemen bij de hond?
A
L-carnitine, EPA, DHA en taurine
B
L-carnitine, EPA, MOS en L-tyrosine
C
Taurine, EPA, DHA en L-tyrosine
D
L-carnitine, EPA, DHA en L-tyrosine
Slide 45 - Quizvraag
Wat doet L-tyrosine?
A
Voorloper van schildklierhormoon
B
Voorloper van melanine
C
Voorloper van catecholamines (adrenaline en noradrenaline)
D
Alle genoemde antwoorden
Slide 46 - Quizvraag
Wat is GEEN prebioticum?
A
FOS
B
MOS
C
Betaglucanen
D
Polyfenolen
Slide 47 - Quizvraag
Meer lessen zoals deze
Herhaling overgewicht en maag, darm en lever aandoeningen
Mei 2023
- Les met
26 slides
Dierverzorging
MBO
Studiejaar 1
Dieetvoeding
Juni 2024
- Les met
37 slides
Voeding
MBO
Studiejaar 1
Voeding DV41
Februari 2023
- Les met
34 slides
Dierverzorging
MBO
Studiejaar 1
D2BTh4 B5 Bloedvatenstelsel - lln
April 2019
- Les met
36 slides
Biologie
Middelbare school
vmbo k, g, t, mavo
Leerjaar 2
Les 5 en 6
Maart 2023
- Les met
38 slides
Dierverzorging
MBO
Studiejaar 1
College 4 Milt, Maag en Pancreas
Mei 2022
- Les met
13 slides
Shiatsu
MBO
Studiejaar 3
H7 Voeding kat
September 2020
- Les met
12 slides
Diergezondheid
MBO
Studiejaar 4
Dag 2
Juni 2021
- Les met
25 slides
Diergezondheid
MBO
Studiejaar 4