Quiz
1 / 16
Lesduur is: 30 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Een aanbodlijn ...
A
Stijgt: hogere prijs leidt tot meer aanbod
B
Daalt: hogere prijs leidt tot minder aanbod
C
Stijgt: hogere prijs leidt tot minder aanbod.
D
Daalt: hogere prijs leidt tot meer aanbod
Slide 2 - Quizvraag
Wat is een voorbeeld van een vraaglijn?
A
Qv = -2p + 100
B
Qv = 3p - 85
Slide 3 - Quizvraag
Het snijpunt van vraag en aanbod noem je:
A
gevaarlijk
B
waardeloos
C
geen winst geen verlies
D
evenwicht
Slide 4 - Quizvraag
De aanbodlijn verschuift als:
A
De prijs van het product verandert
B
Er meer/minder aanbieders komen
C
De productiekosten veranderen
Slide 5 - Quizvraag
Als de productiekosten stijgen. Wat gebeurt er dan met de aanbodlijn?
A
B
Slide 6 - Quizvraag
Wat is de betalingsbereidheid?
A
De prijs die vragers minimaal bereid zijn te betalen
B
De prijs die aanbieders minimaal voor hun product vragen
C
De prijs die vragers maximaal bereid zijn te betalen
D
De prijs die aanbieders maximaal bereid zijn te vragen voor hun product
Slide 7 - Quizvraag
De aanbodlijn is een overzicht van ...
A
De betalingsbereidheid van consumenten
B
Consumentvertrouwen
C
De kosten
D
De leveringsbereidheid van producenten
Slide 8 - Quizvraag
Op de markt voor kopieermachines zijn vraag en aanbod als volgt:
Qv = -2P + 10
Qa = 3P – 5
Q de hoeveelheid (× 1.000) en P de prijs in euro’s weergeven.
Bereken de evenwichtsprijs.
Qv = -2P + 10
Qa = 3P – 5
Q de hoeveelheid (× 1.000) en P de prijs in euro’s weergeven.
Bereken de evenwichtsprijs.
A
€1,-
B
€3.-
C
€5,-
D
€15,-
Slide 9 - Quizvraag
Op de markt voor kopieermachines zijn vraag en aanbod als volgt:
Qv = -2P + 10
Qa = 3P – 5
Q de hoeveelheid (× 1.000) en P de prijs in euro’s weergeven.
Bereken de evenwichtshoeveelheid (Pe=3)
Qv = -2P + 10
Qa = 3P – 5
Q de hoeveelheid (× 1.000) en P de prijs in euro’s weergeven.
Bereken de evenwichtshoeveelheid (Pe=3)
A
€4,-
B
€4000.-
C
€5,-
D
€15,-
Slide 10 - Quizvraag
Een verschuiving VAN de aanbodlijn komt NIET door:
A
De verandering van prijs
B
Hogere arbeidskosten
C
Lagere grondstofkosten
D
Verbeterde technologie
Slide 11 - Quizvraag
Vraaglijnen kunnen ook verschuiven. Wat is geen reden dat een vraaglijn verschuift?
A
Hoogte van het inkomen
B
De behoeften en voorkeuren van de vragers
C
De prijs van andere producten
D
Betere technologie, waardoor je goedkoper kan produceren
Slide 12 - Quizvraag
Bekijk de vraaglijn hiernaast. Welke formule hoort bij deze vraaglijn?
A
Qv = -100p + 50
B
Qv = -100p + 100
C
Qv = -200p + 50
D
Qv = - 200p + 100
Slide 13 - Quizvraag
Het CS en het PS samen
noemen we:
noemen we:
A
Het totale surplus
B
Brede maatschappelijke welvaart
C
Welvaart in enge zin
Slide 14 - Quizvraag
Stel TO = 5q
TK = 2Q + 2.000
Bereken de TK als Q = 1.000
TK = 2Q + 2.000
Bereken de TK als Q = 1.000
A
TK = 2.000
B
TK = 3.000
C
TK = 4.000
D
TK = 5.000
Slide 15 - Quizvraag
Stel TO = 5q
TK = 2Q + 2.000
Bereken de TW als Q = 1.000
TK = 2Q + 2.000
Bereken de TW als Q = 1.000
A
TW = 500
B
TW = 1.000
C
TW = 1.500
D
TW = 2.000
