Sociale Zekerheid en Verzorgingsstaat in Nederland
Nederland is nu een verzorgingsstaat. Dat wil zeggen dat de regering wetten heeft gemaakt om de oudere, zieke, werkloze en weduwe van Nederland te beschermen.
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3
In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 7 videos.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Sociale Zekerheid en Verzorgingsstaat in Nederland
Nederland is nu een verzorgingsstaat. Dat wil zeggen dat de regering wetten heeft gemaakt om de oudere, zieke, werkloze en weduwe van Nederland te beschermen.
Slide 1 - Tekstslide
Inhoud
1 Arm in de negentiende eeuw
2 Crisis, ellende en schaamte
3 Nooit meer armoede
4 De toekomst van de verzorgingsstaat
Slide 2 - Tekstslide
H1 Arm in de negentiende eeuw
AANTEKENINGEN DEEL 1
Slide 3 - Tekstslide
Langzaam verandert er iets..
Slide 4 - Tekstslide
Leerdoel
Je kunt antwoord geven op de vraag:
Hoe was de zorg voor armen, zieken en werklozen geregeld tot 1930?
Slide 5 - Tekstslide
Arm, ziek, oud of werkloos? Dan was je afhankelijk van liefdadigheid. (De kerk of rijke burgers)
Als het echt niet anders kon dan hielp de gemeente. In 1854 kwam de armenwet.
De gemeente moest armen helpen.
LEVEN VAN DE LIEFDADIGHEID
Slide 6 - Tekstslide
Armenwet 1854
De Armenwet was een landelijke wet, Maar gemeenten moesten hem zelf betalen en uitvoeren...Dus alleen
hulp als het echt niet anders kon.
De Armenwet zoals gepubliceerd in 1854
Slide 7 - Tekstslide
Gevolgen van de
industrialistatie
Na 1870 komt in Nederland de industrialisatie op gang
Arbeiders (meestal vroeger boeren en landarbeiders) trekken naar de stad: urbanisatie
Steden groeien snel: er moeten snel woningen worden gemaakt/gevonden
Slide 8 - Tekstslide
Arbeidsomstandigheden
Saai (door arbeidsdeling/lopende band).
Lange werkdagen (14 uur per dag).
Gevaarlijk.
Geen enkel recht, ook geen stakingsrecht.
Lage lonen (bij fouten: loon inhouden).
Slide 9 - Tekstslide
Slechte werk en woonomstandigheden!
Slide 10 - Tekstslide
Gevaarlijk en zwaar werk
12 tot 14 uur per dag
6 dagen in de week
Laag loon ( dus vrouw en kinderen werken ook mee)
Veel lawaai
Onveilige machines
Regels over arbeidstijden, veiligheid en de hoogte van lonen waren er niet.
Slide 11 - Tekstslide
Kinderarbeid
Ze zijn nog jong: je hebt er nog lang wat aan.
Vrouwen en kinderen zijn goedkoper dan mannen.
Kleine handen kunnen beter op plekken tussen machines.
Panden die niet als woning zijn bedoeld (zoals kelderwoningen).
Dichtbij fabrieken met hun rokende schoorstenen.
Slechte hygiëne, riolering en watervoorzieining.
Slide 15 - Tekstslide
WONEN IN EEN KROT
Doordat veel mensen naar de steden verhuisden, moesten er veel woningen bij komen.
De woningen werden snel en slecht gebouwd.
De huizen stonden dicht op elkaar en dicht bij de fabriek.
Slide 16 - Tekstslide
slechte woonomstandigheden
Vaak geen riolering, elektriciteit en waterleiding
Door de onhygiënische omstandigheden in de steden braken er vaak besmettelijke ziekten uit, zoals cholera.
Slide 17 - Tekstslide
De woningen van de arbeiders
Slechte woonomstandigheden
Slide 18 - Tekstslide
In sommige delen van Noord- en Oost-Nederland
was het trouwens niet veel beter...
Een plaggenhut met heideplaggen bedekte hut. Ze waren te vinden in de armste gebieden van Nederland, vooral in Drenthe, Friesland en Overijssel en werden bewoond door de allerarmste arbeiders, vaak met grote gezinnen. Een plaggenhut was een eenvoudig bouwwerk, meestal gedeeltelijk uitgegraven en zonder zijmuren zodat het dak op grondhoogte begon. Het dak was bekleed met plaggen die uit het omliggende land werden gehaald.
Slide 19 - Tekstslide
0
Slide 20 - Video
Wie verzorgde de liefdadigheid in Nederland rond 1850?
A
de gemeente en de kerk
B
de kerk en rijke burgers
C
familie en rijke burgers
D
rijke burgers en de gemeente
Slide 21 - Quizvraag
Wat hoort niet bij de werkomstandigheden van arbeiders?
A
Lage lonen
B
Lange werkdagen
C
Smerige straten, geen riolering, en geen schoon drinkwater
D
Protesteren of demonstreren had weinig zin. Je werd ontslagen.
Slide 22 - Quizvraag
Hoe noem je het als veel mensen van het platteland naar de stad trekken?
Slide 23 - Open vraag
Wat was de armenwet van 1854?
A
Gemeenten moeten voor de armen zorgen.
B
Liefdadigheidsinstellingen moeten voor armen zorgen.
C
De kerk moet voor armen zorgen.
D
Rijke burgers moeten voor armen zorgen.
Slide 24 - Quizvraag
EN NU?????????
Maak nu de oriëntatie.
Lees blz. 4 en 5
Maak opdracht 1 t/m 4 en 6
Slide 25 - Tekstslide
Volgende les in de GR
Lees blz. 8 t/m 10
Maak opdracht 1 t/m 9
Slide 26 - Tekstslide
H1 Arm in de negentiende eeuw
AANTEKENINGEN DEEL 2
Slide 27 - Tekstslide
Als je rond 1850 in armoede moest leven, was je in eerste aangewezen op [.........1.........] .
Kon je daar niet terecht, dan was je aangewezen op [.........2.........] .
De overheid bemoeide zich verder niet met de [.........3.........] .
Dat veranderde in 1854. Toen nam de [.........4.........] overheid een wet aan: de [.........5.........] .
Hierin stond dat de [.........6.........] overheid moest zorgen voor de allerarmsten. Die zat hier helemaal niet op te wachten, want er kwam geen geld hiervoor uit [.........7.........] .
Sleep de woorden naar
de juiste plaats
landelijke
familie
gemeentelijke
Armenwet
armenzorg
Den Haag
liefdadigheid
Slide 28 - Sleepvraag
Wat zijn vakbonden?
organisaties die opkomen voor de belangen van arbeiders. Doel: Hogere lonen en betere werkomstandigheden.
Willen dit bereiken door demonstraties en stakingen te organiseren.
ONTEVREDENHEID EN PROTEST
Slide 29 - Tekstslide
Wat zie je op de afbeelding?
Met welke kleuren/effecten trekt de maker de aandacht?
Heeft het een titel?
Wanneer is de afbeelding gemaakt?
Wie heeft de afbeelding gemaakt?
Welk doel heeft de maker?
Op de bron
Getekend door Albert Hahn, 8 februari 1903. Spoorwegstakingen van 1903: “Gansch het raderwerk staat stil/ Als uw machtige arm het wil”
Spotprenten
Slide 30 - Tekstslide
De slechte woon- en werkomstandigheden van de arbeiders zijn duidelijk zichtbaar. Het zoeken naar een oplossing hiervoor heet: de Sociale kwestie.
Arbeiders gaan zich organiseren in vakbonden. Hierdoor komen er ook meer stakingen voor.
De 'rijken' krijgen ook last van de problemen van de arbeiders: ongelukken en stakingen in de fabrieken, en zeer besmettelijke ziekten.
SOCIALE KWESTIE
Slide 31 - Tekstslide
besmettelijke ziekten
dronkenschap, geweld, prostitutie
verval van (Chr) normen en waarden >
'neergang van de beschaving'
Reactie rijke burgerij:
publiekscampagnes (> goed gedrag), opvoedingskampen vb: Veenhuizen
sociale kwestie leidde
tot bezorgdheid ( bij de rijken..)
Slide 32 - Tekstslide
Slide 33 - Video
Slide 34 - Video
Slide 35 - Video
In de politiek hadden de verschillende groepen een
andere mening over de manier waarop de
sociale kwestie kon worden opgelost.
Wat moest er worden opgelost?
Aanpak slechte woningen
Aanpak slechte arbeidsomstandigheden
maar ook het onderwijs
Kiesrecht (wie mocht nu gaan stemmen)
Aanpak van armoede en andere problemen
Slide 36 - Tekstslide
3 politieke groepen tussen 1850 en 1900:
liberalen
socialisten
confessionelen
Slide 37 - Tekstslide
De liberalen
De liberalen zaten als sinds 1848 in de regering en bepaalden dus het beleid in de Nederlandse politiek.
Thorbecke, leider liberalen
De liberalen
Slide 38 - Tekstslide
Alles laten zoals het is
Slide 39 - Tekstslide
Slide 40 - Tekstslide
Wat is het belangrijkste verschil tussen een jong en-conservatief liberaal?
A
Jong liberalen vindt dat de overheid niets moet doen tegen armoede.
B
Conservatief-liberalen waren tegen sociale wetgeving.
C
Conservatief-liberalen waren voor armoede bestrijding
D
Jonge-liberalen wilden armoede bestrijden door middel van wetten
Slide 41 - Quizvraag
Slide 42 - Tekstslide
De confessionelen zijn de?
A
Liberalen en socialisten
B
Liberalen en katholieken
C
Katholieken en protestanten
D
Protestanten en socialisten
Slide 43 - Quizvraag
(Socialisten)
Slide 44 - Tekstslide
Komen op voor de rechten van de arbeiders .
De overheid moet er alles aan doen om de arbeiders te beschermen.
Socialisten
(sociaaldemocraten)
Slide 45 - Tekstslide
Zij zetten zich in voor hogere lonen, betere arbeidsomstandigheden, een uitkering bij ziekte, en voor pensioenen. Bovendien mocht een arbeidsdag niet langer duren dan acht uur.
Om dit te bereiken, moest er dus algemeen kiesrecht komen.
Socialisten (sociaaldemocraten)
Slide 46 - Tekstslide
Slide 47 - Video
Liberalen
Confessionelen
Socialisten
Nachtwakerstaat
Geloof als uitgangspunt
Thorbecke
Opkomen voor de arbeiders
Algemeen kiesrecht
werkgevers en werknemers moeten er samen uitkomen, zonder ruzie
Slide 48 - Sleepvraag
Sociale wetten zijn ...
A
Wetten die de leef- en werkomstandigheden van arbeiders verbeteren.
B
Wetten die er voor zorgen dat arbeiders beter samenwerken.
C
Wetten die zorgen dat fabriekseigenaren meer rechten krijgen.
D
Wetten die de relatie tussen overheid en arbeiders vastleggen.