2 vwo - chapitre 2 - voca A+B, herh ontkenningen, uitleg verbe pouvoir

Bonjour!
Vandaag:
Herhalen: phrases-clés bron D
uitleg: bron H ontkenningen
PROGRAMME

  • vocabulaire A+B
  • phrases-clés bron j
  • Terugblik: ontkenningen
  • Uitleg: bron G werkwoord 'pouvoir'
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Bonjour!
Vandaag:
Herhalen: phrases-clés bron D
uitleg: bron H ontkenningen
PROGRAMME

  • vocabulaire A+B
  • phrases-clés bron j
  • Terugblik: ontkenningen
  • Uitleg: bron G werkwoord 'pouvoir'

Slide 1 - Tekstslide

Wat betekent:
avoir faim
fatigué
bonne chance

Slide 2 - Open vraag

Wat betekent:
il faut
le conseil
dormir

Slide 3 - Open vraag

Wat betekent:
Tu es souvent malade?

Slide 4 - Open vraag

Hoe zeg je:
Nee, ik ben nooit ziek.

Slide 5 - Open vraag

Wat betekent:
Qu'est-ce que tu as?

Slide 6 - Open vraag

Hoe zeg je:
Ik heb hoofdpijn.
A
Je suis malade.
B
Je ne me sens pas bien.
C
J'ai mal à la tête.
D
J'ai mal au ventre.

Slide 7 - Quizvraag

ONTKENNINGEN
PETITE RÉPÉTITION

Slide 8 - Tekstslide

Welke ontkenningen zijn er in het Frans? Il y en a six!

Slide 9 - Woordweb

Maak de zin ontkennend:
Je suis à l'école. (nog niet)
ne .... pas encore

Slide 10 - Open vraag

Maak de zin ontkennend:
Elle est végétarienne. (niet meer)
ne .... plus

Slide 11 - Open vraag

Maak de zin ontkennend:
Tu as mangé aujourd'hui? (niets)
ne .... rien

Slide 12 - Open vraag

Ik weet hoe ik een zin ontkennend kan maken.
A
ja
B
nee
C
een beetje

Slide 13 - Quizvraag

LE VERBE: POUVOIR (BRON G)

Slide 14 - Tekstslide

Wat betekent 'pouvoir' ?
''Tu peux parler français?''
''Madame, est-ce que je peux aller aux toilettes?''

Slide 15 - Open vraag

Pouvoir betekent = kunnen/mogen

Maman, je peux avoir un PS5?
Mama, mag ik een PS5?

Mon petit frère peut marcher!
Mijn kleine broertje kan lopen!

Ma mère ne peut pas aller au rendez-vous.
Mijn moeder kan niet naar de afspraak.

Slide 16 - Tekstslide

Is het werkwoord 'pouvoir' een regelmatig of onregelmatig werkwoord?
A
c'est un verbe régulier
B
c'est un verbe irrégulier

Slide 17 - Quizvraag

Pouvoir is een onregelmatig werkwoord. Er is geen vaste stam wat je als basis kunt gebruiken. Het werkwoord verandert.

Dat betekent dat je deze goed moet stampen in je hoofd. Dat kan door bijvoorbeeld:
  • opschrijven
  • schematiseren
  • flashcards maken
  • quizlet

Slide 18 - Tekstslide

Je gaat het werkwoord 'pouvoir' leren vervoegen in 2 werkwoordstijden. Welke 2 tijden?

Slide 19 - Woordweb

Waaraan herken je een werkwoord in de passé composé?

Slide 20 - Open vraag

In welke werkwoordstijd is het werkwoord 'pouvoir' vervoegd?
j'ai pu
tu as pu
il/elle/on a pu
nous avons pu
vous avez pu
ils ont pu
A
le présent
B
le passé composé

Slide 21 - Quizvraag

In welke werkwoordstijd is het werkwoord 'venir' vervoegd?
je peux
tu peux
il/elle/on peut
nous pouvons
vous pouvez
ils/elles peuvent
A
le présent
B
le passé composé

Slide 22 - Quizvraag

Présent 

Je peux
Tu peux
Il/elle/on peut
Nous pouvons
Vous pouvez
Ils/elles peuvent
Passé composé

J'ai pu
Tu as pu
Il/elle/on a venu(e)
Nous avons pu
Vous avez pu
Ils/elles ont pu

Slide 23 - Tekstslide

pouvoir

Ik kan/mag (présent)
A
je peut
B
je peux
C
j'ai pu
D
tu peux

Slide 24 - Quizvraag

pouvoir

wij kunnen/mogen (présent)
A
nous pouvons
B
vous pouvez
C
nous avons pu
D
vous avez pu

Slide 25 - Quizvraag


Ik heb gekund/gemogen
(passé composé)
A
je peux
B
tu peux
C
j'ai pu
D
tu as pu

Slide 26 - Quizvraag

Wij hebben gekund/gemogen (passé composé)
A
nous avons pu
B
vous avez pu
C
nous pouvons
D
nous avons eu

Slide 27 - Quizvraag

tu ...... (pouvoir, présent)
A
peux
B
peut
C
pouvons
D
peuvent

Slide 28 - Quizvraag

nous ...... (pouvoir, présent)
A
peuvent
B
pouvons
C
pouvez
D
peut

Slide 29 - Quizvraag

ils ...... (pouvoir, présent)
A
peut
B
peuvent
C
pouvons
D
peux

Slide 30 - Quizvraag

je ...... (pouvoir, présent)
A
peut
B
peux
C
peuvent
D
pouvez

Slide 31 - Quizvraag

HUISWERK
Leren: vocabulaire E + F op bladzijde 86-87 van je werkboek
Maken: bron G opdracht 25c, 25d, 25e, 25f op bladzijde 68 WB

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide